40
Sociale vernieuwing
In de Nota Sociale Vernieuwing (zie ook Hoofdstuk I, paragraaf 1.2
van dit beleidsplan), die door het kabinet aan de beide Kamers is
aangeboden, wordt aangegeven dat het kabinet streeft naar een
gezamenlijke inspanning van onderwijsinstellingen, gemeenten en
Rijk om het sterk selecterende karakter van het Nederlands
onderwijsbeleid en in het bijzonder het structurele probleem van de
uitval in het onderwijs aan te pakken. Daarbij zullen specifieke
knelpunten rond het basis- en speciaal onderwijs, het onderwijs
voorrangsbeleid en het voortgezet onderwijs in samenhang worden
bezien en zullen ook relaties worden gelegd naar enerzijds het
scholings- en arbeidsmarktbeleid en anderzijds het welzijnsbeleid.
Het belangrijkste doel van deze vernieuwing op het onderwijsterrein
van het kabinet is de ongelijkheid in kansen die mede door het
onderwijssysteem in stand wordt gehouden te bestrijden. Met name
voor een aantal probleemgroepen waaronder in het bijzonder
jongeren uit etnische minderheidsgroepen zal uitzicht moeten worden
geboden op een succesvolle schoolloopbaan, waarmee aansluiting kan
worden verkregen op de scholings- en arbeidsmarkttrajecten.
De zich voordoende problemen zullen in samenhang aangepakt
moeten worden: scholen voor basis- en voortgezet onderwijs alsmede
het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben onverminderd tot taak
leerlingen optimaal voor te bereiden op verdere studie of op
deelname aan het arbeidsproces.
Met het kabinet streven wij ernaar een algemeen onderwijsbeleid te
ontwikkelen waarin bovenvermelde doelstellingen tot hun recht
komen, terwijl daarnaast een specifiek beleid noodzakelijk is, gericht
op scholen en/of gebieden, die extra ondersteuning nodig hebben
om leerlingen met problemen adequaat te kunnen opvangen of om
alternatieven te ontwikkelen voor het reguliere onderwijs.
Hierbij dient echter te worden aangetekend dat in weerwil van het
feit dat gemeenten meer vrijheid zullen krijgen bij de aanwending
van de onderwijsuitkeringen (i.e. 600 miljoen als onderdeel van
de beoogde brede doeluitkering voor sociale vernieuwing) een sterke
regulering vanuit het Rijk van kracht blijft. In concreto gaat het
hierbij om:
- Onderwijsvoorrangsgebiedenbeleid.
De mogelijkheid wordt geboden af te wijken van de bestaande
ministeriële regeling, zodat de middelen op andere wijze over de
scholen kunnen worden verdeeld. Daarmee wordt vooruitgelopen
op de wettelijke regeling die nog onderweg is. De gemeenten
moeten het geld inzetten voor onderwijsachterstanden bij het
openbaar en het bijzonder onderwijs in samenhang met andere
vormen van achterstandbestrijding in de gemeente. Hoe groot de
ruimte is voor plaatselijke afwijkingen, is nog onduidelijk.
- Gewichtenregeling basisonderwijs.
Ook bij deze regeling, die scholen met achterstandsindicaties extra
middelen oplevert, kan worden afgeweken van het landelijk
geldende formatiebesluit. Het geld blijft rechtstreeks naar de
1991-1994
2. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie
41
scholen toevloeien.
- Faciliteitenregeling culturele minderheden in het lbo, mavo, havo
en vwo.
Afwijkingen van de geldende verdelingsregeling ter plaatse
worden mogelijk. Gelden blijven rechtstreeks naar de scholen
toevloeien.
- Voortijdige schoolverlaters.
Voor een drietal regelingen voor deze groep - de faciliteitenrege
ling culturele minderheden beroepsonderwijs en volwassenenedu
catie, het vormingswerk en het randgroepjongerenwerk - wordt
plaatselijk een andere verdeling van middelen mogelijk. Deze
gelden gaan nu rechtstreeks naar de instellingen, maar kunnen
eventueel overgaan naar de gemeenten. Behalve het bijzonder
onderwijs zijn hier ook de vormingsinstituten en het regionaal
bestuur voor de arbeidsvoorziening convenantpartner van de
gemeente.
- Basiseducatie.
In afwachting van een wetsvoorstel wordt de geldende rijksrege
ling versoepeld. Ook hier is het RBA (Regionaal Bureau Arbeids
voorziening) partner.
- Onderwijs Eigen Taal in basis- en voortgezet onderwijs.
Afgeweken kan worden van de ministeriële regeling voor de
formatie-toedeling. Mogelijk wordt ook dat alle geldstromen (die
nu rechtstreeks naar scholen gaan) via de gemeente gaan verlopen.
Wij zullen U via de Raadscommissie Onderwijs en Samenlevingsza
ken op de hoogte houden van de in 1991 en volgende jaren op het
onderwijsterrein in relatie tot de sociale vernieuwing te ontwikkelen
concrete projectplannen op lokaal niveau.
Onderwijs en emancipatie
Uitgangspunt van het gemeentelijk onderwijsemancipatiebeleid is de
Nota Onderwijs-Emancipatie. In deze nota zijn de hoofdlijnen
aangegeven waarlangs aan het emancipatiebeleid binnen het
onderwijs gestalte kan worden gegeven. In de nota, die bedoeld is
als een basisprogramma, is een activiteitenprogramma opgenomen dat
periodiek wordt geactualiseerd.
Veel activiteiten zijn direct of indirect gericht op het doorbreken
van roltoedeling op basis van sekse. Voordat sprake kan zijn van het
doorbreken van dit patroon is rolbewustwording, dat wil zeggen
kennis van met deze roltoedeling samenhangende houding en gedrag
van alle betrokkenen (leerlingen, leerkrachten, ouders), noodzakelijk.
Het is niet eenvoudig deze aspecten te concretiseren en de doelen
(eindtermen) te definiëren. Bovendien nemen alle betrokkenen deel
aan het socialisatieproces waarin de veranderingen plaats dienen te
vinden.
Op korte termijn zullen wij de Commissie Onderwijs en Samenle
vingszaken en de Commissie voor Emancipatieaangelegenheden een
voortgangsrapportage en een geactualiseerd activiteitenprogramma
onderwijs-emancipatie voorleggen.
Hierin zullen wij enerzijds aangeven wat reeds aan deze rolbewust-
1991-1994
2. Beleidsvoornemens per hoofdfunctie