Voorstel tot vaststelling van de Parkeerverordening
1993 en de Verordening parkeerbelastingen 1993 c.a.
(fiscalisering betaald parkeren)
Bijlage nr. 202.
Aan de Gemeenteraad.
1. INLEIDING
In uw vergadering van 25 mei 1992 (bijlage nr. 119) heeft u een
krediet beschikbaar gesteld ten behoeve van het opstellen van
het Parkeerbeleidsplan c.a. Naast het Parkeerbeleidsplan en de
invoering van betaald- en vergunningparkeren rond het centrum,
gaat het hierbij om de invoering van fiscale afdoening van
betaald parkeren.
Het voorstel inzake de fiscalisering van het betaald parkeren
stond aanvankelijk op de agenda voor de raadsvergadering van
28 september 1992. In bedoeld voorstel was onder andere
aangegeven, dat de wet thans ook de mogelijkheid geeft
verschillende tarieven te hanteren voor parkeervergunningen ten
behoeve van bijvoorbeeld bewoners en degenen die een beroep of
bedrijf uitoefenen. Een en ander was nader uitgewerkt in de
tarieventabel, behorende bij de Verordening parkeerbelastingen
1993. Onlangs is evenwel gebleken, dat het Ministerie van
Binnenlandse Zaken een dergelijke tariefdifferentiatie niet zal
goedkeuren. De wet biedt in principe namelijk geen ruimte voor
een differentiatie naar vergunninghouders, althans voor zover
geen relatie is gelegd naar de tijdsduur waarvoor een
vergunning is verstrekt, dan wel naar de lokatie waarvoor een
vergunning geldt. In verband hiermee is toen besloten dit punt
van de agenda af te voeren.
Ten einde aan de wensen van het ministerie tegemoet te komen,
is het thans voorliggende voorstel wat betreft het vergunning-
parkeren enigszins aangepast. Overigens zijn geen principiële
wijzigingen in het voorstel aangebracht. Op de blz. 4, 5 en 6
van het voorstel wordt nader op het vergunningparkeren
ingegaan
De handhaving van de verkeersregels, inclusief het betaald
parkeren, gebeurde tot voor kort strafrechtelijk. Als gevolg
hiervan was de rechtsgang omslachtig en met veel waarborgen
voor de verdachte omgeven. Omdat verkeersovertredingen massaal
gepleegd worden, was het justitiële apparaat zwaar overbelast.
Te vaak kon de overtreder zich aan vervolging onttrekken door
niet mee te werken aan de opsporing. In het verleden is dan ook
herhaaldelijk de vraag opgeworpen of het strafrecht wel de
meest geëigende weg is om lichte delicten, zoals verkeers
overtredingen, te vervolgen. Wanneer niet meer effectief tegen
overtreding van het parkeerregime kan worden opgetreden, komt
ook het functioneren van het parkeerregime in gevaar. De
1