Blad 2
16850 /IJ
g. parkeerapparatuurparkeermeters, parkeerautomaten
met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar
maatschappelijke opvatting overigens onder parkeer
apparatuur wordt verstaan;
h. parkeerapparatuurplaatseen parkeerplaats behorende
bij parkeerapparatuur;
i. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die 1. is
aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het KW
1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RW
1990, of 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met
bord 99aa uit bijlage II van het RW 1966, dan wel
met bord E9 uit bijlage I van het RW 1990 met het
opschrift zone, voor zover deze plaats niet is
uitgezonderd;
j. vergunning: een door Burgemeester en Wethouders
verleende vergunning, krachtens welke het is
toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe
aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbenden
plaatsen;
k. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan
wie een vergunning is verleend.
Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders,
vergunningen en vergunningbewijzen
Artikel B
1. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij openbaar te
maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd
zijn voor het parkeren door vergunninghouders.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij openbaar te
maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het
parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.
Artikel C
1. Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe
strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het
parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeer
apparatuur plaatsen.
2Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of
houder van een voertuig wanneer deze
a. woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen
en/of mede door vergunninghouders te gebruiken
parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel
b. een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar
belanghebbendenplaatsen en/of mede door
vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur
plaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het
belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening
Blad 3
16850 /IJ
noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te
parkeren
3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet
aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden
wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde
vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a
genoemde voorwaarde.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere
gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of
houders van voertuigen die niet voldoen aan één van
de in het tweede lid genoemde voorwaarden.
5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden
verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeer
plaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop
de vergunning van kracht is.
6. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning
ook andere voorschriften en beperkingen verbinden.
Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen
strekken tot bescherming van het belang van een goede
verdeling van de beschikbare parkeerruimte.
Artikel D
1. Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming
van het bepaalde in de volgende leden van dit
artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen
van een vergunning.
2. Burgemeester en Wethouders beslissen binnen twee
maanden na ontvangst van een aanvraag voor een
vergunning
3. Burgemeester en Wethouders kunnen de in het tweede
lid genoemde termijn met ten hoogste twee maanden
verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt
de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.
4. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met
redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze
afwijzing schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel E
1. Een vergunning wordt voor ten hoogste een jaar
verleend.
2De vergunning bevat in ieder geval de volgende
gegevens
a. de periode waarvoor de vergunning geldt;
b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;
c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken
van het voertuig waarvoor de vergunning is
verleend