De terzake door Burgemeester en Wethouders verleende ver
gunning is per 1 maart 1989 ingetrokken. De heer Van Dijk
is daarop een nieuwe standplaats toegewezen aan de
ValeriusstraatInmiddels heeft - aldus de heer Sleijfer -
de heer Van Dijk moeten constateren, dat hij als gevolg van
de verplaatsing een ernstige omzetschade lijdt, zulks in de
orde van grootte van 40 - 50Z van de omzet zoals die op de
voormalige standplaats gebruikelijk was. Aangezien bedoelde
schade direct voortvloeit uit genoemd bestemmingsplan,
verzoekt de heer Van Dijk hem op grond van artikel 49 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening een schadevergoeding toe
te kennen, gebaseerd op het jaarlijkse omzetverlies gedu
rende een nader te bepalen aantal jaren.
Planschade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaalt
onder meer dat indien en voor zover blijkt, dat een belang
hebbende ten gevolge van:
a. de bepalingen van een bestemmingsplan, b. de beslissing
omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17, 18,
18a of 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwij
ze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven
en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door
aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, de gemeen
teraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen
schadevergoeding toekent. Wat dit betreft, wordt in het
advies van de stichting opgemerkt, dat vooreerst dient te
worden vastgesteld of de gestelde schade het gevolg is van
de bepalingen van een bestemmingsplan c.q. een besluit ex
artikel 17, 18, 18a of 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening
Bij besluit van 23 juni 1987, nr. B 565/86, heeft ons
college met toepassing van onder andere artikel 50, lid 8
van de Woningwet, aan Aegon N.V., te s-Gravenhage bouwver
gunning verleend voor het oprichten van een kantoorgebouw
met vrijstaande parkeergarage op het Oude Veemarktterrein
te Leeuwarden, waarbij onder meer werd overwogen dat ter
plaatse de Bouwverordening geldt, dat vrijstelling van het
bepaalde in de Bouwverordening verantwoord wordt geacht,
dat het bouwplan in overeenstemming is met het vastgestel
de, doch nog geen rechtskracht hebbende bestemmingsplan
"Oude Veemarkt" en dat de voor het toepassen van vrijstel
lingen (respectievelijk artikel 42, lid 2 en 48, lid 2, van
de Bouwverordening en artikel 50, lid 8, van de Woningwet)
benodigde verklaringen van geen bezwaar door Gedeputeerde
Staten van Friesland bij besluit van 4 juni 1987, nr. R0-
87-12343, zijn afgegeven.
2
Het door de Leeuwarder Papierwarenfabriek B.V. te Leeuwar
den ingestelde beroep tegen de goedkeuring van het bestem
mingsplan "Oude Veemarkt" is bij brief van 17 april 1989
ingetrokken (aldus de Voorzitter van de Afdeling voor de
geschillen van bestuur van de Raad van State in een brief
van 21 april 1989), hetgeen impliceert dat bij afwezigheid
van overige beroepen de goedkeuring van bedoeld bestem
mingsplan op 18 april 1989 onherroepelijk is geworden en
het bestemmingsplan met ingang van die datum van kracht is
geworden
Het is constante jurisprudentie dat voor toepassing van
artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de ge
wraakte bebouwing gebaseerd moet zijn op één van de in dit
artikel genoemde planologische maatregelen.
In dit geval is de bouw gerealiseerd met toepassing van
artikel 50, lid 8 van de Woningwet en is, nu de gestelde
schade niet toegerekend kan worden aan één van de in arti
kel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genoemde
planologische maatregelen, de conclusie gerechtvaardigd dat
artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening toepassing
mist
Het is op grond van het vorenstaande dat de stichting meent
u te moeten adviseren het verzoek van de heer Van Dijk om
vergoeding van schade ex artikel 49 van de Wet op de Ruim
telijke Ordening af te wijzen.
Standpunt van het college.
Met de inhoud van het advies van de Stichting Adviesbureau
Onroerende Zaken kunnen wij ons verenigen.
Wellicht ter verduidelijking voegen wij hier nog aan toe,
dat - zoals hiervoor ook reeds is aangegeven - voord3t het
bestemmingsplan "Oude Veemarkt" rechtskracht verkreeg, voor
het betrokken gebied geen bestemmingsplan gold doch de
Bouwverordening. Dit brengt met zich mee dat de realisering
van bedoelde kantoorbebouwing, als gevolg waarvan de heer
Van Dijk stelt schade te hebben geleden, toentertijd moge
lijk was. Voorts is de bouw van het kantoorgebouw gereali
seerd met toepassing van artikel 50, lid 8 van de Woning
wet, voordat genoemd bestemmingsplan rechtskracht verkreeg,
zodat de realisering derhalve niet gebaseerd is op één van
de in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
genoemde planologische maatregelen. De heer Van Dijk is
door het bestemmingsplan "Oude Veemarkt" dan ook niet in
een planologisch nadeliger positie komen te verkeren en -
mede gelet op het feit dat de huurovereenkomst met betrek
king tot de vaste standplaats eindigde op een moment dat
het bestemmingsplan nog geen rechtskracht had - kan de
gestelde schade niet geacht worden voort te vloeien uit dit
bestemmingsplan of enige andere in artikel 49 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening genoemde maatregelen.
3