3. Reactie van Burgemeester en Wethouders. Bij brief van 24 augustus 1992 heeft de direkteur van de Dienst Stadsontwikkeling en Milieu namens Burgemeester en Wethouders op de inhoud van het bezwaarschrift gereageerd. Deze reactie luidt als volgt: Er bestaat geen blijvend recht op uitzicht. Ook door een erf afscheiding die ingevolge de bouwverordening mag worden aangebracht, kan het uitzicht verloren gaan. Bovendien is er sprake van tuingericht wonen en is er dus zeer beperkt uitzicht mogelijk. Door de garage aan de noordkant van het Speenkruid toe te staan, ontstaat een beeld dat overeenkomt met dat wat aan de overkant al aanwezig is. Mede gelet op de ruime indeling is er geen sprake van een onevenredige aantasting van het straatbeeld. Door de bouw van de garage zal de veiligheid ter plaatse niet of nauwelijks worden aangetast. De situatie is dezelfde als aan de overkant en de afstand naar de Winterakoniet is zeer ruim. Door de mogelijkheid een garage te kunnen bouwen, kan er juist sprake zijn van waardevermeerdering van de woning. Door het tuingericht wonen, kan er geen sprake zijn van een aantasting van het woonklimaat. De te bouwen garage reikt tot de erf afscheiding, zoals ook bij de overige garages in de omgeving. Deze diepte komt dus overeen met vergelijkbare gevallen. Gebleken is dat in tegenstelling tot de plankaart die uitgaat van 9 meter, het erf een diepte heeft van 9,7-10 meter. De vrijstellingsmogelijkhe den geeft de ruimte aan deze diepte mee te werken. De commissie Welstandszorg heeft het bouwplan beoordeelt en is van mening dat het plan zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving voldoet aan de redelijke eisen van welstand. 4. Terinzagelegging van de stukken en de hoorzitting. De op deze zaak betrekking hebbende stukken zijn op 26 augustus 1992 aan de betrokkenen toegezonden. De commissie heeft op 3 september 1992 om 16.00 uur een hoorzitting gehouden. Op deze hoorzitting kwamen geen nieuwe feiten naar voren. Reclamant heeft op de hoorzitting wel gesteld dat het veiligheidsaspect eigenlijk het enige bezwaar is. 5. Overwegingen en advies van de commissie Naar aanleiding van de stukken en de hoorzitting, heeft de commissie het volgende overwogen. Aangezien het onderhavige voorbereidingsbesluit is genomen met het oog op het realiseren van een concreet project, namelijk de bouw van een garage, is er sprake van een beschikking in de zin van de wet AROB. Reclamant is als bewoner van het naastgelegen huis als belanghebbende aan te merken. Nu het bezwaarschrift binnen de daartoe gestelde termijn is ingediend, is reclamant in zijn bezwaarschrift ontvankelijk. Ten aanzien van de inhoudelijke kant van de zaak, overweegt de commissie dat door het onderhavige bouwplan de planvoorschriften op drie punten worden over schreden, ook al zijn deze overschrijdingen zeer gering. Er wordt echter geen afbreuk gedaan van de uitgangspunten van het bestemmingsplan, omdat bebouwing tot de grensafscheiding altijd al mogelijk is geweest. De commissie heeft geconstateerd dat reclamant's grootste bezwaar tegen het voorbereidingsbesluit is dat door de bouw van de garage de veiligheid voor zijn spelende kinderen vermindert, omdat het uitzicht op het aankomend verkeer wordt belemmerd dan wel verminderd. De commissie is van mening dat gelet op de afstand tot de Winterakoniet en de geringe snelheid die ter plaatse door de verhoging en de bocht in acht moeten worden gehouden, er geen sprake kan zijn van een onevenredige vermindering van de veiligheid op het Speenkruid. Het argument van de waardevermindering van het pand, acht de commissie hier niet relevant, omdat bij een voorbereidingsbesluit slechts planologische-stedebouw- kundige argumenten van belang kunnen zijn. De commissie is van mening dat het belang van het hebben van een garage, gelet op het vorenstaande dient te prevaleren boven het belang van reclamant bij het voortbestaan van de huidige situatie. De raad heeft het voorbereidingsbesluit zorgvuldige voorbereid en heeft in redelijkheid tot deze beslissing kunnen komen. De commissie adviseert u derhalve het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Leeuwarden, 30 september 1992 Voorzitter, Secretaris, w.g. drs. A.A.J.S. van de Gevel. w g. mevr. mr. W.A. Visser.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 248