ten aanzien van de door Donjon aangevoerde redenen die tot de vertraging in de uitvoering van het bouwplan hebben geleid, overweegt de afdeling dat de raad door het overnemen van het advies van de raadsadviescommissie niet duidelijk heeft gemaakt welk gewicht is toegekend aan de activiteiten die wel zijn ontplooid met het oog op de verwezenlijking en in het besluit ook nauwelijks aandacht heeft besteed aan de gestelde oorzaken van de vertraging; de afdeling overweegt voorts dat slechts een enkele overweging is gewijd aan de vertraging tengevolge van de geconstateerde bodemverontreiniging, maar dat niet of nauwlijks aandacht is geschonken aan het feit of de bodemveront reiniging (verder) uitstel van de aanvang van de daadwerkelijke bouwwerk zaamheden verschoonbaar kon doen zijn. de afdeling is van mening dat de raad geen blijk heeft gegeven van een serieus onderzoek naar de bodemverontreiniging, alsmede naar andere aangegeven omstandigheden met betrekking tot de uitvoering van de bouw plannen. de afdeling is van oordeel dat het raadsbesluit is genomen in strijd met het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur dat een beschikking moet worden gedragen door een deugdelijke en voor betrok kenen kenbare motivering, alsook met het in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur dat een beschikking met de vereiste zorgvuldigheid dient te worden voorbereid en genomen. 3. Advies van Burgemeester en Wethouders. Bij schrijven van 23 september 1992 heeft de algemeen direkteur van de dienst Stadsontwikkeling en Milieu namens Burgemeester en Wethouders op de inhoud van de uitspraak van de afdeling Rechtspraak gereageerd. Deze reactie komt op het volgende neer: Allereerst wordt erop gewezen dat volgens vaste jurisprudentie de vaststelling van een bestemmingsplan dan wel de vaststelling van een voorbereidingsbesluit als grondslag kan dienen om een ongebruikte bouwvergunning aan een heroverweging te onderwerpen. Vervolgens wordt er gesteld dat er geen formele documenten zijn overgelegd waaruit blijkt dat er een formele kooptransactie is geweest. Er kan zelfs niet gesproken worden over een formele overeenkomst. De brief van 27 juni 1989 spreekt slechts over nadere besluitvorming. 2 De verplaatsing van de CAF heeft niet direct na de verlening van de bouwvergun ning plaatsgevonden. Ten tijde van de intrekking van de vergunning was de ver plaatsing nog onzeker. Hiervoor wordt verwezen naar de gevoerde correspondentie terzake van de hinderwetvergunning. De in de uitspraak genoemde contracten met Superconfex en Kwantum Hallen staan hierbuiten; deze contracten staan in relatie tot het niet ingetrokken gedeelte van de bouwvergunning. Ten tijde van de intrekking was er geen verplichting aangegaan met een concrete gegadigde voor de winkelruimte. Op grond van het vorenstaande, concludeert de direkteur dat er te weinig activi teiten waren om aan te nemen dat op korte termijn zou worden begonnen. Ten aanzien van de bodemverontreiniging wordt opgemerkt dat de aanwezige bodemverontreiniging niet als een vertragende factor van doorslaggevende betekenis kan zijn, omdat de verontreiniging zich uitstrekt over een beperkt gebied en er een ruime termijn was om de nodige onderzoeken te doen. De verontreiniging wordt derhalve niet als vertragende factor gezien, evenals de vaststelling van het bestemmingsplan Spoordok. Hierbij wordt erop gewezen dat het beroep van Donjon BV tegen een onderdeel van het bestemmingsplan door de Kroon ongegrond is verklaard. Gelet op deze uitspraak wordt gesteld dat het beleid om ter plekke geen detail handel te stimuleren niet als onjuist kan worden gekwalificeerd. De relevante feiten en belangen in aanmerking nemende, wordt het niet onredelijk geacht om in het afwegingsproces doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het weren van de detailhandelfunctie. De door Donjon BV zelf in het leven geroepen vertraging in de uitvoering van de plannen weegt daar niet tegen op. De commissie wordt geadviseerd met verbetering van de motivering de raad te adviseren het beroepschrift wederom ongegrond te verklaren. Het feit dat inmiddels een sloopvergunning is afgegeven, doet hier niets aan af. 4. De hoorzitting. De commissie heeft in deze zaak een hoorzitting gehouden op 29 september 1992. Op de hoorzitting is door de raadsman van Donjon BV gesteld dat het advies van Burgemeester en Wethouders uitgaat van de onjuiste veronderstelling dat de zaak opnieuw door de raad dient te worden getoetst aan de omstandigheden ten tijde van de intrekking van de vergunning. De raadsman stelde dat de raad juist als beroeps orgaan de zaak opnieuw dient te overwegen aan de hand van de thans bekend zijnde feiten en omstandigheden. Aangezien de sloopwerkzaamheden kunnen beginnen en na de bodemsanering direct gebouwd gaat worden, is er geen reden de intrekking te handhaven en dient de raad het beroepschrift alsnog gegrond te verklaren. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 326