6 c. De financiële aspekten In het onderhandelingsproces met Van Wijnen hebben wij de volgende randvoorwaarden gesteld, waarmee de commissie Econcmische Sociale Zaken op 9 april 1992 heeft ingestemd: a. De gemeentelijke bijdrage blijft beperkt tot de inbreng van de Frieslandhal. b. De gemeente verkrijgt in ruil voor de inbreng een aandelenpakket met een nominale waarde ter grootte van de boekwaarde. c. De aanleg van de infrastruktuur ten behoeve van de BV geschiedt voor de gemeente budgettair neutraal. De netto-lasten (kosten - subsidie) worden doorberekend aan de BV, bijvoorbeeld in de vorm van een erfpachtcanon. Aan de door het College gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. Behou dens de inbreng van het onroerend goed is geen aanvullende gemeentelijke bijdrage vereist. De gemeente verkrijgt een aandelenpakket met een nominale waarde van f 9,6 miljoen (boekwaarde per 01-01-1993 van het ingebrachte onroerend goed). Voor wat betreft de aanleg van de infrastruktuur en de inrichting van het buitenterrein is een calculatie door de D.S. M. opgesteld. Voor wat betreft het gedeelte dat wordt ingebracht in de nieuwe onderneming is gecalculeerd met een vast bedrag, waardoor de netto-lasten voor de gemeente nihil zijn. Mocht in overleg met de private partner extra investeringen in dit terreingedeelte noodzakelijk blijken, dan zullen de meerkosten worden doorberekend. De financiële aspekten voor de gemeente kunnen als volgt worden weer gegeven: Huidige exploitatielasten (gemiddeld over de jaren 1989, 1990 en 1991 Toekomstige rentelasten verband houdende met de inbreng (8,5% x f 9.600.000,—) Geraamd exploitatietekort beleidsplan 1993-1996 f 1.200.000,- f 816.000,- f 596.000,- Ten opzichte van de huidige exploitatieresultaten biedt de voorgenomen verzelfstandiging een positief perspektief voor de gemeente. In het beleidsplan 1993-1996 wordt daarentegen een aanzienlijke afname van het tekort verondersteld. Op de exploitatie van de evenementenhal berust een taakstelling die inhoudt dat het jaarlijks exploitatietekort de kapitaal- lasten niet mag overschrijden. In het beleidsplan is echter geabstraheerd van de invloed van noodzakelijke investeringen in (extra) onderhoud en upgrading van het complex. De DS&M raamt de noodzakelijke investeringen als gevolg van extra onder houd op f 1,2 miljoen (een onderhoudsprognose d.d. april 1992 is bij de raadsstukken ter inzage gelegd). Daarnaast zullen naar onze mening aanzienlijke investeringen in de moder nisering en de upgrading van het complex moeten worden gedaan om op langere termijn de exploitatie te kunnen voortzetten. In dat geval dient derhalve gerekend te worden met aanzienlijk hogere strukturele lasten dan nu in het beleidsplan vermeld staan. In de uitvoering van de voorliggende plannen is in een volledige upgrading van het complex voorzien (zie ook de beschrijving van fase 1 elders in dit voorstel). Wij achten het verantwoord tot uitvoering over te gaan van de planopzet. Bij de opstelling van de begroting 1994 en het beleidsplan 1994-1997 zullen wij voorstellen doen voor de dekking van het verschil tussen de jaarlijkse rentelasten, verband houdende met de inbreng, en het in het beleidsplan geprognotiseerde tekort. Gelet op het voorgaande stellen wij u voor om: De Gemeenteraad voor te stellen: in te stemmen met de verzelfstandiging van de Frieslandhal overeen komstig de in de rapportage van de stuurgroep omschreven struktuur en uitgangspunten; Burgemeester en Wethouders te machtigen tot de nadere uitwerking van de met de verzelfstandiging gemoeide aspekten; de Dienst Frieslandhal na de effektuering van de verzelfstandiging op te heffen. 5. ONTWIKKELING FASE 1 In de door Van Wijnen gepresenteerde oorspronkelijke planopzet waren ook het Bodeterrein en het Marnixveld betrokken. Deze terreinen waren gereserveerd voor de vestiging van de Rijks Agrarische Hogeschool (een fusie tussen het Van Hall-instituut uit Groningen en de Agrarische Hogeschool Friesland, met vestigingen in Leeuwarden en Bolsward) en het AOC. Deze instellingen hebben echter in een later stadium definitief gekozen voor een lokatie bij de Potmarge. Inmiddels is de oorspronkelijke stedebouwkundige schets geaktualiseerd. De betrokken (raadsadvies)commissies (Economische Sociale Zaken, Stads ontwikkeling, Middelen en Frieslandhal) hebben een exemplaar daarvan ontvangen. Bij de raadsstukken is een exemplaar ter inzage gelegd. Deze schets geeft de stedebouwkundige randvoorwaarden aan van de geprojek- teerde ontwikkelingen in het plangebied. Tot het plangebied wordt gere kend het terrein van het Frieslandhalcomplex, het Bodeterrein en het Marnixveld. In de planontwikkeling wordt de volgende fasering onderscheiden:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 409