Het Bedrijfsomgevingsbeleid is in principe ingesteld tot en met 1994, er
wordt echter rekening gehouden met continuering van dit instrument,
afhankelijk van de uitkomsten van een evaluatie, die eind 1994 uitgevoerd
gaat worden.
Om versnippering door de beperking van het budget van het financiële
instrument te voorkomen is het beleidsinstrument Bedrijfsomgevingsbeleid
in haar nieuwe opzet voor de uitvoering gekoppeld aan de dertien door het
ministerie van VROM aangewezen knooppunten.
Het doel van het Bedrijfsomgevingsbeleid is hetzelfde gebleven, namelijk
het stimuleren en ondersteunen van regio's bij hun aktiviteiten gericht op
verbetering van het (fysieke) vestigingsklimaat voor het internationaal
opererende bedrijfsleven.
Het Meerjarenplan is bedoeld als een kwalitatieve visie op de sterke en
zwakke punten in het vestigingsklimaat. Het Meerjarenplan voor het
Bedrijfsomgevingsbeleid zal fungeren als een kader voor de ondersteuning
van concrete projekten ter verbetering van de bedrijfsomgeving in de
komende jaren. Dit kader kan jaarlijks bijgesteld en aangepast worden
door de betrokken knooppuntgemeente.
BESCHIKBARE MIDDELEN EN DE VERDELING
Voor 1992 is er in totaal f 38,5 miljoen beschikbaar en voor 1993 en 1994
respektievelijk f 52,5 en f 87,5 miljoen.
Bij de jaarlijkse verdeling van het budget, dat beschikbaar is voor het
bedrijfsomgevingsbeleid, worden door het Ministerie van Economische
Zaken de volgende criteria gehanteerd:
1. de status van het knooppunt ((inter-)nationaal, euregionaal en
regionaal) en de mate waarin zich reeds stuwende bedrijvigheid in de
regio bevindt;
2. de kwaliteit van de meerjarenplannen, gewogen naar de gehanteerde
strategische criteria;
3. vanaf 1993 de wijze waarop invulling is gegeven aan het
Meerjarenplan.
Tijdens een informatiebijeenkomst van het ministerie van Economische
Zaken over het Bedrijfsomgevingsbeleid is aangegeven dat criterium 1.
voor 40% de verdeling van de middelen bepaalt en de criteria 2. en 3.
voor 60%.
2
De gemeenten bepalen zelf aan welke projekten zij het ter beschikking
gestelde budget zullen besteden. Wel dienen de stedelijke knooppunten
achteraf toe te lichten welke projekten zijn ondersteund met de door het
ministerie van Economische Zaken ter beschikking gestelde middelen, hoe
deze projekten passen binnen het ingediende Meerjarenplan en welke
stimulans met de bijdrage van het ministerie van Economische Zaken is
gegeven. Hiermee worden er meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden
bij de gemeenten neergelegd.
De inzet van Bedrijfsomgevingsmiddelen voor de projekten zal bij
voorkeur tot investeringen van het bedrijfsleven of financiële bijdragen
van andere departementen c.q. overheden moeten leiden, dat wil zeggen
als "aanjaag-funktie" fungeren. Projekten, die op reguliere wijze elders
gefinancierd kunnen worden, ziet het ministerie liever niet uit de
Bedrijfsomgevingsmiddelen gefinancierd worden en scoren derhalve laag in
de evaluatie en toekenning van middelen voor het daarop volgende jaar.
Door het ministerie van Economische Zaken is geen anti-cumulatie-
beding opgenomen ten aanzien van andere regionaal-economische
middelen (bijvoorbeeld ISP). Het ministerie staat echter minder positief
ten opzichte van een dergelijke financiering van projekten.
Projekten moeten ook niet voor 100% gefinancierd worden vanuit de
Bedrijfsomgevingsmiddelen, met eventuele uitzondering van onderzoeks-
of haalbaarheidsprojekten.
Ten opzichte van het financieren van infrastruktuur (bijvoorbeeld wegen)
uit de in het kader van het instrument Bedrijfsomgevingsbeleid
beschikbare middelen, staat het ministerie van Economische Zaken
uitermate negatief, aangezien men van mening is dat dergelijke projekten
gefinancierd moeten worden vanuit speciaal daartoe geëigende middelen.
Indien een gemeente de aan haar toegekende middelen daarvoor inzet, zal
dat gevolgen hebben voor de hoogte van de toekenning van middelen in
het daarop volgende jaar. Als integraal en essentieel onderdeel van een
projekt, gericht op de verbetering van de bedrijfsomgeving, kan een
infrastrukturele voorziening eventueel wel worden meegenomen. Het
ministerie denkt daarbij aan bijvoorbeeld de ontsluiting van hoogwaardige
bedrijfslokaties.
3