Op grond van deze bepaling werden de toegelaten instellingen (onder andere woningbouwverenigingen) niet slechts vrijgesteld van de heffing van leges voor het afgeven van bouwvergunningen ter zake van de bouw van woningen die duurzaam door die toege laten instelling geëxploiteerd werden, maar ook ter zake van de bouw van koopwoningen in de premiesector en de vrije sector. Ook leidde de vrijstellingsbepaling van artikel 73 er toe dat het niet mogelijk was leges te heffen voor het verstrekken van gemeentegarantie bij het verwerven van nieuwbouwwoningen. Met betrekking tot bestaande woningen was legesheffing wel mogelijk. De nieuwe regeling per 1 januari 1992 houdt in dat de vrijstelling van legesheffing in belangrijke mate is beperkt. De vrijstelling vindt thans zijn basis in artikel 88 van de nieuwe Woningwet, dat luidt als volgt: "Alle stukken, opgemaakt ter uitvoering van de afdelingen 4 en 5 van dit hoofdstuk, voor zover die stukken betrekking hebben op, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven categorieën van woningen, standplaatsen of woonwagens, zijn vrij van legesheffing, van de kosten van legalisatie en van griffiekosten. De vrijstelling geschiedt dus thans voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van woningen. Dit is geregeld in het Besluit woninggebonden subsidies. Uit dit besluit vloeit voort, dat de vrijstelling van legesheffing alleen van toepassing is op: 1. sociale huurwoningen in de zin van het Besluit woning gebonden subsidies; 2. woningen die worden beheerd door een gemeente of een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 en 72 van de Woningwet, waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen. In beginsel maakt het niet uit wie de woningen bouwt. Echter op grond van artikel 28 van het Besluit woninggebonden subsidies wordt met betrekking tot de bouw van sociale huurwoningen uitsluitend geldelijke steun verstrekt ten behoeve van toe gelaten instellingen (en gemeentelijke woningbedrijven). Uitsluitend deze instellingen komen hierdoor (nog) in aanmerking voor de vrijstelling. De vrijstelling, zoals die tot dusver gold, wordt hiermee beperkt doordat voor woningen in de koopsector en de huursector anders dan de sociale huursector, de vrijstelling niet langer van toepassing is. Ook zal voor het verstrekken van gemeentegarantie in alle gevallen legesheffing mogelijk zijn, dus ook ter zake van nieuwbouwwoningen. Immers het gaat hier om woningen in de koopsector. 2 Wij merken op, dat een ander gedeelte van de nieuwe Woningwet vermoedelijk op 1 juli 1992 in werking zal treden. Daarbij gaat het om de artikelen die betrekking hebben op het bouwen. Dit houdt verband met het feit, dat het Bouwbesluit pas op 1 juli 1992 in werking treedt. De "bouwdelen" in de nieuwe Woningwet kunnen niet eerder in werking treden dan het Bouwbesluit. Deze wijziging heeft ook gevolgen op de heffing van leges voor bouwvergunningen. Noodzakelijke wijzigingen dienaangaande hopen wij u binnenkort voor te leggen. Om de verruimde mogelijkheid tot het heffen van leges mogelijk te maken is een redactionele wijziging nodig van artikel 19a van de Legesverordening (gemeentegarantie geldleningen) Wij verwijzen u naar artikel II van het Wijzigingsbesluit C. HINDERWETVERGUNNINGEN Bij de laatste wijziging van de verordening (uw besluit d.d. 17 december 1991) is de wijze van berekening van de leges van een hinderwetvergunning aangepast aan het regio-model van de Vereniging van Friese Gemeenten. Het blijkt ons thans dat er problemen kunnen ontstaan bij het toepassen van de verschillende tariefreeksen, met name waar het gaat om de overgang naar een andere tarievenreeks Het principe van de hinderwetleges is, dat naast een basis tarief een bedrag verschuldigd is naar gelang van bijvoorbeeld het elektrisch vermogen of als het opslagtanks betreft, naar de inhoud (m3). De verhoging van het basistarief is geregeld in het 2e lid van artikel 21 van de Legesverordening en luidt als volgt: 2. De onder lid 1 genoemde bedragen (basisbedragen) worden verhoogd voor: een inrichting met een elektrisch vermogen van: meer dan 10 kW, doch minder dan 25 kW f 1.000, meer dan 25 kW, doch minder dan 50 kW f 1.500, meer dan 50 kW, doch minder dan 100 kW f 2.500, enz Uit deze tekst moet worden afgeleid, dat van een aanvraag voor een inrichting met toevallig een elektrisch vermogen van 25 of 50 kW, de verhoging niet kan worden berekend. Door de woorden "meer dan, doch minder" zou in feite de verhoging van het basistarief niet kunnen worden toegepast. Een betere en eenvoudiger tekst is door deze omschrijving te veranderen in van 10 kW tot 25 kw f 1.000, - van 2 5 kW tot 50 kW f 1.500, van 50 kW tot 100 kW f 2.500,enz. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 6