1.4 De besluitvorming
artikel 4. 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd tot het nemen van
besluiten omtrent het subsidiëren van de aanvragen binnen
het door de Raad beschikbaar gestelde budget.
2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om indien zij dat
nodig achten af te wijken van één of meer bepalingen in
deze regeling.
2. Subsidie-aanvraag
2.1 In te dienen stukken
artikel 5. De aanvrager dient een schriftelijke aanvraag in, vergezeld van
een overzicht vans
de hoogte van de huur;
exploitatieoverzicht van gemeenschappelijke ruimte(n) c.q.
van de dienstruimte(n)uitgesplitst in de bedragen zoals
aangegeven in artikel 13;
hoeveel woningen het complex omvat.
2.2 Waar en wanneer indienen
artikel 6. 1. De aanvraag, zoals bedoeld in artikel 5, dient uiterlijk
2 maanden voor aanvang van jaar waarvoor subsidie wordt
gevraagd te zijn ingediend bij het College van Burgemeester
en Wethouders.
2. In bijzondere gevallen kan door het College van
Burgemeester en Wethouders worden afgeweken van de bepaling
in artikel 6, lid 1.
2.3 De behandeling van de aanvraag
artikel 7. 1. Burgemeester en Wethouders zenden per ommegaande bericht
van ontvangst van de aanvraag.
2. De aanvrager verstrekt, indien het College van Burgemeester
en Wethouders het nodig acht, nadere gegevens die nodig
zijn om de aanvraag te beoordelen.
artikel 8. Voor subsidie komen in aanmerking die aanvragen die volgens het
College van Burgemeester en Wethouders voldoen aan elk van de
hierna genoemde voorwaarden.
De voorwaarden zijn:
de plusvoorziening moet een wijkfunktie hebben;
de zorgverlening mag niet aan de huur gekoppeld zijn;
het exploitatietekort van de plusvoorziening kan niet uit
eigen middelen van de verhuurder worden bekostigd;
het subsidiebedrag komt ten goede aan de huurders in de
vorm van een verlaging van de servicekosten voor alle
bewoners van de woonvoorziening;
het betreft geen koopflats/-woningen voor ouderen;
bij ver- of nieuwbouw van een woonvoorziening is
toestemming verleend door het college van Burgemeester en
Wethouders
2
3. Subsidietoekenning
3.1 De toekenning
artikel 9. 1.
2.
3.
artikel 10. 1.
2.
Het college van Burgemeester en Wethouders besluit binnen
twee maanden na ontvangst van de aanvraag over de
toekenning van een subsidie.
Van de bepaling bedoeld in artikel 9 lid 1 kan in
bijzondere gevallen door het college worden afgeweken. De
aanvrager wordt onder opgaaf van redenen schriftelijk in
kennis gesteld van de vertraging.
Toekenning van subsidies kan alleen plaatsvinden binnen het
door de Raad beschikbaar gestelde budget ten behoeve van de
Regeling woonvoorzieningen voor ouderen.
De aanvrager dient uiterlijk twee weken na de
besluitvorming over de aanvraag schriftelijk in kennis te
worden gesteld van de beslissing.
Bij geheel of gedeeltelijke afwijzing dienen de beweeg
redenen die tot de afwijzing hebben geleid in de brief te
worden vermeld.
artikel 11. Aan de toekenning van een subsidie voor een woonvoorziening
voor ouderen kan een aanvrager in de toekomst geen rechten
ontlenen.
artikel 12. Het recht op gebruikmaking van het toegekende subsidie door de
aanvrager vervalt 1 jaar na de toekenning.
3.2 Wijze van subsidiëring
artikel 13. 1.
Bij het bepalen van de hoogte van het subsidie houdt het
College van Burgemeester en Wethouders rekening met de
uitgewerkte begroting van inkomsten en uitgaven.
De hoogte van het subsidie is afhankelijk van de hoogte van
de exploitatiekosten van de plusvoorziening. Het subsidie
wordt gerelateerd aan de kosten van de voorzieningen van
desbetreffende complex, minus een redelijke eigen bijdrage.
De exploitatiekosten van gemeenschappelijke en/of dienst-
ruimte(n), met uitzondering van die van een bejaardenoord
of verpleeghuis en keukens, die voor subsidie in aanmerking
komen, zijn:
1. - kabelaansluiting;
water;
- gas
elektra;
verzekering;
beveiliging (persoonsalarmering uitgezonderd);
belasting/heffingen;
afschrijving inrichting;
2. huismeester;
3. schoonmaken gemeenschappelijke ruimte(n);
4. onderhoud kollektieve groenvoorziening, behorende bij
de gemeenschappelijke ruimte(n).
De kosten genoemd in artikel 13 lid 2 dienen tot
uitdrukking te komen in de begroting en jaarrekening. Het
subsidiebedrag kan nooit meer bedragen dan het
exploitatietekort van de gemeenschappelijke ruimte(n).
3