3Invoering van de leeftijdsgrens van 25 iaar
De pensioenopbouw begint bij 25 jaar; ook bij de APPA is
(net als in de ABP-wet) gekozen voor een systeem waarbij
nabestaanden van diegenen die vóór hun 25-ste jaar
overlijden een aanspraak blijven houden op weduwen- en
wezenpensioen.
Een dergelijke regeling wordt ook in de Uitkerings- en
pensioenverordening wethouders ingevoerd.
Onder de vermelding dat de Commissie Middelen is gehoord
en deze commissie u adviseert met ons voorstel in te
stemmen, geven wij u in overweging de Uitkerings- en
pensioenverordening wethouders te wijzigen door over te
gaan tot vaststelling van bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 16 april 1992.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mw.ir. J.A. Lantermans Secretaris.
2
Nummer 6114
/DK
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelet op de Wet van 20 april 1988 (Stb. 300);
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
16 april 1992 (bijlage nr. 93);
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van
de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders:
Artikel I
In de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders van de
gemeente Leeuwarden, zoals deze laatstelijk is gewijzigd
bij de zevende wijziging Uitkerings- en pensioen
verordening wethouders van de gemeente leeuwarden, de
volgende wijzigingen aan te brengen.
A. Artikel 4 wordt gelezen als volgt:
1. De inkomsten, die de belanghebbende geniet, worden
met de uitkering verrekend over de maand waarop
deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen
worden betrekking te hebben.
2. Voor de toepassing van het eerste lid worden onder
inkomsten verstaan het gezamenlijke bedrag dat de
belanghebbende wegens het verrichten van activi
teiten, ter hand genomen met ingang van of na de
dag waarop hij heeft opgehouden wethouder te zijn,
geniet als:
a. winst uit onderneming;
b. zuivere inkomsten uit of in verband met arbeid.
Onder inkomsten, bedoeld in de vorige volzin, wordt
mede verstaan een arbeidsongeschiktheids- uitkering
krachtens de Algemene Arbeids- ongeschiktheidswet
3. Voor de toepassing van het eerste lid worden mede
als inkomsten aangemerkt:
a. de inkomsten wegens in het tweede lid bedoelde
activiteiten ter hand genomen door de
belanghebbende binnen één jaar, onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van aftreden;
1