9. Indien recht bestaat op meer dan een pensioen,
bedoeld in het achtste lid, dan wel daarnaast recht
bestaat op één of meer pensioenen krachtens de
tweede en derde afdeling van de Algemene
Pensioenwet Politieke Ambtsdragers, komen voor de
toepassing van de pensioen-berekening naar
3,5 percent per dienstjaar in totaal ten hoogste
vier dienstjaren in aanmerking en wordt die
berekening voor zover mogelijk toegepast ten
aanzien van het pensioen, waarbij die berekening
het hoogste bedrag oplevert en overigens ten
aanzien van het andere pensioen of de andere
pensioenen in de volgorde van de hoogte der wedden,
berekeningsgrondslag of pensioengrondslagen. Voor
vergelijking van deze wedden, berekeningsgrondslag
of pensioengrondslagen worden deze zo nodig
aangepast naar de regelen vastgesteld bij de
algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel
157 van evengenoemde wet.
10. Het vierde en vijfde lid van artikel 15 zijn van
overeenkomstige toepassing.
11. Indien een pensioen wordt berekend zowel met
toepassing van artikel 15 als met toepassing van
dit artikel, wordt in afwijking van het zevende,
achtste, of negende lid het percentage van 70
verminderd met het percentage van het pensioen dat
eerst is berekend met toepassing van artikel 15.
F. Een nieuw artikel 15b wordt ingevoegd, luidende:
Indien het pensioen van de wethouder, die voor zijn
bezoldiging geacht wordt niet de volledige werkweek aan
het wethouderschap te besteden, wordt berekend met
toepassing van artikel 15a, is het bedrag van zijn
pensioen gelijk aan de uitkomst van de berekening
vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
G. Onder het opschrift "Samenvallende diensttijd van
echtgenoten" wordt een nieuw artikel 15c ingevoegd,
luidende:
1. De gepensioneerde wethouder die recht heeft op het
ouderdomspensioen bedoeld in artikel 9, vijfde lid,
onder b, van de Algemene Ouderdomswet heeft, voor
zover zijn pensioen is berekend met toepassing van
artikel 15a, recht op een toeslag op zijn pensioen,
indien de kalendertijd, waarin de voor de
berekening van zijn pensioen meetellende diensttijd
is gelegen, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de
kalendertijd, die in aanmerking is genomen bij de
berekening van enig pensioen waarop zijn echtgenoot
recht heeft, mits op laatstbedoeld pensioen een
vermindering is toegepast uit hoofde van recht op
ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
6
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als
echtgenoot aangemerkt degene die voor de toepassing
van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot van de
gepensioneerde wethouder wordt aangemerkt.
3. De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt voor
elk voor de berekening van het pensioen meetellende
jaar binnen de samenlopende kalendertijd 0,525
percent van de franchise bedoeld in artikel 15a,
vijfde lid, onder a.
4. De toeslag wordt slechts toegekend op schriftelijk
verzoek en gaat in op de dag waarop de in het
eerste lid bedoelde omstandigheid is opgetreden,
met dien verstande dat de toeslag niet vroeger
ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand
waarin het verzoek is ingediend.
5. Voor de toepassing van artikel 157 van de Algemene
Pensioenwet Politieke Ambtsdragers en van hoofdstuk
III van deze verordening wordt de toeslag ingevolge
dit artikel niet onder pensioen begrepen.
H. Onder het opschrift "Verstrekken van inlichtingen"
wordt na artikel 15c een nieuw artikel 15d ingevoegd,
luidende:
1. Indien in het bedrag van het ouderdoms-pensioen,
waaronder medebegrepen een eventuele toeslag en de
vakantie-uitkering, ingevolge de Algemene
Ouderdomswet een wijziging wordt aangebracht op
grond van persoonlijke omstandigheden, is degene
aan wie een pensioen krachtens dit hoofdstuk is
toegekend, gehouden daarvan onverwijld kennis te
geven aan Burgemeester en Wethouders.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde wijziging
leidt tot verhoging van het pensioen krachtens dit
hoofdstuk, gaat die verhoging niet vroeger in dan
een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de
daarbedoelde kennisgeving werd gedaan of waarin die
verhoging ambtshalve plaatsvond.
3. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en
Wethouders het tweede lid buiten toepassing laten.
I. In artikel 21 worden de volgende wijzigingen aan
gebracht
a. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid
wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van de weduwe van een
wethouder of gewezen wethouder die is overleden
voor de eerste dag van de maand waarin hij de
7