leeftijd van 25 jaar zou hebben bereikt, met dien
verstande dat de in het tweede lid onder a en b
bedoelde doortelling van diensttijd tot de leeftijd
van 65 jaar plaatsvindt vanaf dat tijdstip.
b. Een nieuw vijfde lid wordt toegevoegd, luidende:
Bij de toepassing van de voorgaande leden wordt ten
aanzien van het eigen pensioen voor zover artikel
15a, derde en vijfde lid, daarop van toepassing is,
in alle gevallen gerekend met de franchise bedoeld
in artikel 15a, vijfde lid, onder a.
J. Na artikel 21 wordt een nieuw artikel 21a ingevoegd,
luidende:
1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op
pensioenberekeningen over diensttijd na
31 december 1985.
2. De weduwe die de leeftijd van 65 jaar nog niet
heeft bereikt en nog geen recht heeft op
weduwenpensioen of tijdelijke weduwen uitkering
ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, heeft
tot de eerste dag van de maand waarin zij die
leeftijd bereikt recht op een toeslag op haar
volgens artikel 21 berekende pensioen. Deze toeslag
bedraagt jaarlijks voor elk voor de berekeningen
van het weduwen-pensioen tellend jaar twee en een
half percent van het tot een jaarbedrag herleide
bedrag genoemd in artikel 19, eerste lid, van de
Algemene Weduwen- en Wezenwet vermeerderd met het
bedrag van de vakantie-uitkering, genoemd in
artikel 37b, eerste lid, van de Algemene Weduwen-
en Wezenwet.
3. Wanneer betrokkene voldoet, onderscheidenlijk niet
meer voldoet, aan de voorwaarden omschreven in het
tweede lid, dient zij hiervan onverwijld kennis te
geven aan Burgemeester en Wethouders. De
daarbedoelde toeslag gaat niet eerder in dan een
jaar voor de eerste dag van de maand waarin
kennisgeving werd gedaan of waarin die toeslag
ambtshalve is toegekend.
4. Wanneer het bedrag genoemd in artikel 19, eerste
lid, onderscheidenlijk artikel 37b, eerste lid, van
de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt gewijzigd,
wordt de in het tweede lid bedoelde toeslag
dienovereenkomstig gewijzigd met ingang van
dezelfde dag als eerstbedoelde wijziging.
Na artikel 24 wordt een nieuw artikel 24a
ingevoegd, luidende:
8
1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op
pensioenberekeningen over de diensttijd na
31 december 1985.
2. De wees die geen recht heeft op wezenpensioen
ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet heeft
recht op een toeslag op zijn volgens artikel 24
berekende pensioen, tenzij zijn moeder recht
heeft op het weduwenpensioen genoemd in artikel
19, tweede lid, van die wet. Deze toeslag
bedraagt jaarlijks voor elk voor de berekening
van het wezenpensioen tellend jaar:
a. voor de wees bedoeld in artikel 24, eerste
lid, onder a, 0,375 percent van het tot een
jaarbedrag herleide bedrag van het in de
vorige volzin bedoelde weduwen—pensioen,
vermeerderd met het bedrag van de vakantie
uitkering genoemd in artikel 37b, tweede lid,
van de Algemene Weduwen- en Wezenwet;
b. voor de wees bedoeld in artikel 24, eerste
lid, onder b, 0,75 percent van het tot een
jaarbedrag herleide bedrag van het in de
vorige volzin bedoelde weduwenpensioen,
vermeerderd met het bedrag van de vakantie-
uitkering genoemd in artikel 37b, tweede lid,
van de Algemene Weduwen- en Wezenwet.
3. Voor de toepassing van het tweede lid is artikel
21a, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Wanneer het bedrag genoemd in artikel 19, tweede
lid, onderscheidenlijk artikel 37b, tweede lid,
van de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt
gewijzigd, wordt de in het tweede lid bedoelde
toeslag dienovereenkomstig gewijzigd met ingang
van dezelfde dag als eerstbedoelde
wijziging.
9