PARAGRAAF 5. Overige bepalingen Afkoop van het recht op uitkering Artikel 17 Op verzoek van de belanghebbende die voldoet aan de voor waarden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a of b, kan het recht op uitkering geheel of ten dele worden afgekocht Verval en opnieuw toekennen van het recht op uitkering Artikel 18 1. Het recht op uitkering dat in verband met het niet vol doen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a of b, uitsluitend wordt vastgesteld ingevolge artikel 5, eerste lid, vervalt met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en wordt bij weer intredende onvrijwillige werkloosheid opnieuw toegekend voor de resterende duur met ingang van de dag waarop de laatstbedoelde werkloosheid ingaat, tenzij de belang hebbende ter zake van deze laatstelijk opgetreden werk loosheid aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of krachtens enige publiekrechtelijke regeling inzake wachtgeld of uitkering. 2. Voor toepassing van dit artikel wordt onder beëindiging van de werkloosheid begrepen: a. het aanvaard hebben van een naar zijn aard vaste dienstbetrekking; b. het gedurende een periode van een maand vervuld hebben van een naar zijn aard tijdelijke dienst betrekking bij dezelfde werkgever,- voor zover de omvang van de nieuwe dienstbetrekking ten minste gelijk is aan die van de dienstbetrekking op basis waarvan het recht op uitkering bestaat. 3. Een belanghebbende die bij afloop van de opnieuw toe gekende uitkering als bedoeld in het eerste lid, nog onvrijwillig werkloos is, heeft opnieuw recht op een uitkering, mits de belanghebbende: a. binnen 6 maanden na de dag waarop het recht op uit kering ontstond als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a, arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard, en b. in ten minste 13 weken opnieuw werkzaam is geweest als werknemer als bedoeld in artikel 3 van de Werk loosheidswet 4. Voor de toepassing van het derde lid worden weken waar op de belanghebbende zonder te werken loon heeft ont vangen, gelijk gesteld met gewerkte weken. 14 5. De duur van de uitkering als bedoeld in het derde lid, bedraagt zes maanden, verminderd met de resterende duur van de opnieuw toegekende uitkering als bedoeld in het eerste lid. 6. Burgemeester en Wethouders beslissen over het opnieuw toekennen van de uitkering als bedoeld in het eerste lid en op toekenning van een uitkering als bedoeld in het derde lid, op schriftelijke aanvraag door de be langhebbende. De stukken die Burgemeester en Wethouders nodig achten voor de behandeling van de aanvraag dienen door of vanwege de belanghebbende te worden overgelegd. 7. Het recht op uitkering vervalt wanneer de daartoe strekkende aanvraag, bedoeld in het zesde lid en in artikel 4, achtste lid, niet binnen een termijn van twee jaren na het ontstaan of het opnieuw ontstaan van dat recht bij Burgemeester en Wethouders is ingekomen. Verplichtingen Artikel 19 1. Zolang de belanghebbende de leeftijd van vijfenvijftig jaren niet heeft bereikt, is hij verplicht een hem aan geboden betrekking, die hem in verband met zijn per soonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijze kan worden opgedragen, te aanvaarden dan wel tot het verkrijgen van inkomsten gebruik te maken van elke gelegenheid die in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden passend kan worden geacht. 2. Zolang de belanghebbende de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt, is hij verplicht zich bij het arbeidsbureau van zijn woonplaats als werkzoekende te doen inschrijven op de eerste werkdag, volgende op die waarop het ontslag ingaat. Hij dient binnen veertien dagen daarna een bewijs van inschrijving als werk zoekende van het arbeidsbureau aan Burgemeester en Wet houders over te leggen. 3. De belanghebbende, die op de dag van het ontslag met terwoon verblijf houdt in het buitenland dan wel nadien metterwoon verblijf gaat houden in het buitenland en die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt, is verplicht zich te doen inschrijven als werkzoekende bij een aldaar gevestigde instantie van arbeidsbemiddeling die daartoe de mogelijkheid biedt en die naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders vergelijkbaar is met het arbeidsbureau. 4. Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat de in de leden 2 en 3 omschreven verplichting niet geldt voor bepaalde belanghebbenden of groepen van belanghebben den. 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 286