als ambtenaar met toepassing van hoofdstuk G van het
Algemeen Ambtenarenreglement ontslag te verlenen;
h. indien de belanghebbende niet ernstig tracht werk te
vinden
Het voorgaande lid is, voor zover nodig, van overeen
komstige toepassing op een uitkering, bedoeld in arti
kel 15.
Indien de belanghebbende de verplichting bedoeld in
artikel 19, lid 1 niet nakomt dan wel indien hij als
ingeschrevene bij het arbeidsbureau dan wel de buiten
landse instantie van arbeidsbemiddeling opzettelijk of
door nalatigheid verzuimt gevolg te geven aan een op
roeping of aanwijzing van het arbeidsbureau, welke kan
leiden tot het verkrijgen van werk dat hem in verband
met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijker
wijs kan worden opgedragen, of indien hij weigert
dergelijk werk te aanvaarden, vervalt de uitkering voor
het gedeelte waarmee deze te zamen met de verzuimde of
verloren gegane inkomsten, de bezoldiging te boven zou
zijn gegaan.
Het bepaalde in dit artikel is niet van kracht indien
het niet nakomen van voorschriften, het weigeren of
geen gebruik maken van een aangeboden betrekking of van
een gelegenheid tot het verkrijgen van inkomsten ge
schiedt tijdens een staking of uitsluiting, tenzij zich
daarbij het geval voordoet voorzien in artikel F 11,
laatste zinsnede van lid 4 van het Algemeen Ambtena
renreglement
Einde van het recht op uitkering
Artikel 25
Het recht op uitkering eindigt:
a. behoudens het bepaalde in het tweede lid, met ingang
van de eerste dag van de tweede maand volgende op
die waarin de belanghebbende in de zin van
artikel E 1 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet
uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend
ongeschikt is verklaard de betrekking te vervullen
waaruit hij met recht op uitkering is ontslagen;
b. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand
volgende op die waarin de belanghebbende de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt;
c. met ingang van de dag volgende op die waarop de
belanghebbende is overleden;
d. indien het recht op uitkering geheel wordt af
gekocht
In afwijking van het vorige lid, onder a, eindigt het
recht op uitkering, indien de belanghebbende uit hoofde
van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is ver
18
klaard voor het vervullen van de betrekking die hij
gedurende de met recht op uitkering doorgebrachte tijd
bekleedde en waarin hij ambtenaar was in de zin van de
Algemene Burgerlijke Pensioenwet, met ingang van de dag
waarop de belanghebbende uit evenbedoelde betrekking
wordt ontslagen.
3. De voorgaande leden zijn, voor zover nodig van overeen
komstige toepassing op een uitkering, bedoeld in arti
kel 15.
Nadere voorschriften
Artikel 26
Ter uitvoering van deze verordening kunnen Burgemeester en
Wethouders nadere voorschriften geven.
Schriftelijke mededeling van belastingen
Artikel 27
De beslissingen ter uitvoering van deze verordening, door
Burgemeester en Wethouders te nemen, worden schriftelijk
en met redenen omkleed aan de belanghebbende medegedeeld.
Slotbepalingen
Artikel 28
1. Op de uitkeringen toegekend krachtens de bepalingen van
de Uitkeringsverordening zoals deze luidde voor
1 augustus 1991, worden voor de resterende duur na
31 juli 1991, de bepalingen van de Uitkeringsverorde
ning zoals deze luidde met ingang van 1 augustus 1991
toegepast, met dien verstande dat de hoogte voor de
reeds vastgestelde duur nooit lager zal zijn dan op
grond van de Uitkeringsverordening zoals deze luidde
voor 1 augustus 1991.
2. Ten aanzien van de uitkeringen, als bedoeld in het
eerste lid, die voortduren na 31 juli 1991, wordt op
basis van de desbetreffende bepalingen in de
Uitkeringsverordening zoals deze luiden met ingang van
1 augustus 1991 de duur opnieuw berekend. Indien de
aldus berekende duur van de toegekende uitkering langer
is dan de oorspronkelijk vastgestelde duur, wordt deze
laatstgenoemde duur verlengd met het verschil tussen
beide.
3. De belanghebbende aan wie een uitkering was toegekend
op grond van artikel 11, eerste lid van de Uitkerings
verordening, zoals deze luidde tot 1 augustus 1991, en
19