4. Het bepaalde in dit artikel is niet van kracht indien
het niet nakomen van voorschriften, het weigeren of
geen gebruik maken van een aangeboden betrekking of van
een gelegenheid tot het verkrijgen van inkomsten ge
schiedt tijdens een staking of uitsluiting, tenzij zich
daarbij het geval voordoet voorzien in artikel F 11,
laatste zinsnede van lid 4 van het Algemeen Ambtenaren
reglement
Artikel 20
Het wachtgeld vervalt:
a. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand
volgende op die waarin de belanghebbende de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt;
b. op de dag waarop de belanghebbende op grond van een ge
neeskundig onderzoek, bedoeld in de Algemene Burger
lijke Pensioenwet, blijvend ongeschikt is verklaard
voor de verdere vervulling van de betrekking waaruit
hem met recht op wachtgeld ontslag is verleend;
c. op de dag na het overlijden van de belanghebbende;
d. op de dag dat belanghebbende de in artikel 9, tweede en
derde lid, bedoelde inschrijving teniet doet of nalaat
haar op de door het arbeidsbureau dan wel de buiten
landse instantie van arbeidsbemiddeling bepaalde tijd
stippen te doen verlengen;
e. op de dag dat belanghebbende als ingeschrevene bij het
arbeidsbureau dan wel de buitenlandse instantie van
arbeidsbemiddeling verzuimt gevolg te geven aan een op
roeping of aanwijzing van die organisatie dan wel die
instantie die kan leiden tot het verkrijgen van werk,
dat voor hem passend kan worden geacht dan wel weigert
dergelijk werk te aanvaarden.
Smartegeld
Artikel 21
1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belang
hebbende wordt aan de nagelaten echtgenoot een bedrag
uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging als bedoeld in
artikel 3, over een tijdvak van drie maanden. Laat de
overledene geen echtgenoot na dan geschiedt de uit
kering ten behoeve van zijn minderjarige wettige of
natuurlijke kinderen dan wel minderjarige pleeg
kinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt
de uitkering ten behoeve van ouders, broers, zusters of
meerderjarige kinderen van wie de overledene kostwinner
was
2. Indien ter zake van zijn overlijden aan de in lid 1
bedoelde betrekkingen een uitkering wordt toegekend uit
hoofde van een door de overledene vervulde betrekking,
ten gevolge waarvan op het wachtgeld een vermindering
34
werd toegepast, bedoeld in artikel 12, wordt een bedrag
uitgekeerd gelijk aan het verminderde wachtgeld over
een tijdvak van drie maanden.
Is de som van beide uitkeringen lager dan de uitkering,
berekend naar het onverminderde wachtgeld zou zijn
geweest, dan wordt de uitkering, berekend naar het ver
minderde wachtgeld, tot laatstbedoeld bedrag aangevuld.
3. Indien de overledene geen betrekkingen bedoeld in
lid 1 nalaat, kan het bedrag van de uitkering geheel of
ten dele worden aangewend voor betaling van de kosten
van de laatste ziekte of van de lijkbezorging als de
nalatenschap van de overledene daartoe ontoereikend is.
4. Op de uitkering als bedoeld in dit artikel wordt in
mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop
de nagelaten betrekkingen van de gewezen ambtenaar ter
zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit
hoofde van artikel E 20, van het Algemeen Ambtenaren
reglement, dan wel krachtens enig wettelijk voor
geschreven verzekering tegen ziekte, arbeidsongeschikt
heid of onvrijwillige werkloosheid.
Schriftelijke mededeling van beslissingen
Artikel 22
De beslissingen ter uitvoering van deze verordening worden
schriftelijk en met redenen omkleed aan de belanghebbende
medegedeeld
Slotbepalingen
Artikel 23
1. Op de wachtgelden toegekend krachtens de bepalingen van
de Wachtgeldverordening zoals deze luidde voor
1 augustus 1991, worden voor de resterende duur na
31 juli 1991, de bepalingen van de Wachtgeldverordening
zoals deze luiden met ingang van 1 augustus 1991
toegepast, met dien verstande dat de hoogte voor de
reeds vastgestelde duur nooit lager zal zijn dan op
grond van de Wachtgeldverordening zoals deze luidde
voor 1 augustus 1991.
2. Ten aanzien van de wachtgelden, als bedoeld in het
eerste lid, die voortduren na 31 juli 1991, wordt op
basis van de desbetreffende bepalingen in de
Wachtgeldverordening, zoals deze luidt met ingang van
1 augustus 1991, de duur opnieuw berekend. Indien de
aldus berekende duur van het toegekende wachtgeld
langer is dan de oorspronkelijk vastgestelde duur,
wordt deze laatstgenoemde duur verlengd met het
verschil tussen beide.
35