Artikel 3
1. De belanghebbende, die in opdracht van het bevoegde
gezag, anders dan in verband met een verplaatsing of
indiensttreding, een dienstwoning betrekt of verlaat,
wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend.
2. Indien het verlaten van een dienstwoning samenhangt met
een ontslag op verzoek anders dan een ontslag op
verzoek met recht op uitkering voor vervroegd uit
treden, of met een ontslag als gevolg van aan belang
hebbende te wijten feiten of omstandigheden en het
ontslag niet ingaat binnen twee jaren nadat de dienst
woning is betrokken, kan een gedeeltelijke tegemoet
koming in verhuiskosten worden verleend.
3. Indien het verlaten van een dienstwoning verband houdt
met het overlijden van de belanghebbende, wordt een
tegemoetkoming in verhuiskosten verleend aan de na
gelaten gezinsleden.
Artikel 4
1. Een tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts worden
verleend bij een vrijwillige verandering van de woon
plaats binnen Nederland, verband houdende met:
a. een ontslag, ter zake waarvan de belanghebbende
recht heeft op dadelijk ingaand pensioen, dan wel op
een uitkering ingevolge de Wet uitkering wegens
vrijwillig vervroegd uittreden of de Uitkerings
verordening functioneel leeftijdsontslag;
b. een ontslag, dat de belanghebbende anders dan op
eigen verzoek is verleend en niet het gevolg is van
aan hem te wijten feiten of omstandigheden;
c. het overlijden van belanghebbende.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt
slechts verleend, indien de belanghebbende in een
periode van minder dan tien jaar voorafgaande aan het
beëindigen van het dienstverband is verhuisd ten
gevolge van een indiensttreding en Burgemeester en Wet
houders een verhuizing van het gezin naar de oude
woonomgeving noodzakelijk achten.
Burgemeester en Wethouders winnen daarbij een
bedrijfsmaatschappelijk advies in.
Artikel 5
Geen tegemoetkoming in verhuiskosten ingevolge de
artikelen 2 of 4 wordt verleend, indien de verhuizing niet
heeft plaatsgevonden binnen twee jaren nadat de
verplichting tot verhuizen is opgelegd dan wel na de datum
van het ontslag, het overlijden of de verplaatsing.
DE HOOGTE VAN DE TEGEMOETKOMING IN VERHUISKOSTEN
Artikel 6
1. De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan
uit
a. een bedrag voor de kosten van transport van de
bagage en van de inboedel van de belanghebbende en
zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder
begrepen de kosten van het in- en uitpakken van
breekbare zaken;
b. een bedrag voor dubbele woonkosten;
c. een bedrag voor alle andere direct uit de
verhuizing voortvloeiende kosten.
2. Indien de belanghebbende op de dag van de verhuizing
een eigen huishouding voert, wordt het bedrag bedoeld
in het eerste lid, onderdeel c, voor zover bij of
krachtens dit artikel niet anders is bepaald, gesteld
op een tegemoetkoming van 3% van de berekeningsbasis
voor ieder woon- of slaapvertrek, tot een maximum van
vier van deze vertrekken, die de achtergelaten woning
telt
3. Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin
de echtgenoten of levenspartners beiden belang
hebbende zijn in de zin van deze verordening en
afzonderlijk opdracht hebben om te verhuizen of zijn
verplaatst, wordt de tegemoetkoming berekend over de
gezamenlijke berekeningsbasis.
4. Indien de belanghebbende geen eigen huishouding voert,
wordt geen tegemoetkoming als bedoeld in het eerste
lid, onder c, verleend.
Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding
geven, kan voor deze kosten niettemin een tegemoet
koming worden verleend van 3% van de berekeningsbasis.
5. Burgemeester en Wethouders kunnen ter uitvoering van
dit artikel nadere voorschriften vaststellen.
DE TEGEMOETKOMING IN REIS- EN PENSIONKOSTEN
Artikel 7
1. De belanghebbende die opdracht van het bevoegde gezag
heeft gekregen naar of naar de nabijheid van het
gebied, bedoeld in artikel F18 van het Algemeen
Ambtenarenreglement te verhuizen en daarin, ondanks
alle pogingen daartoe, niet slaagt, heeft aanspraak op