Bezwaar wordt gemaakt tegen het opleggen van (uitsluitend) een woonfunctie op de verdiepingen van de panden gelegen aan de Willemskade. Reclamanten voelen zich te veel beperkt in de mogelijkheden om bedrijfsfuncties te realiseren of voort te zetten en wensen dat de kantoorfunctie voor het gehele pand zal gelden. Aangegeven wordt dat bijna alle panden een kantoorfunctie hebben. Handhaving van de woon functie op die plekken waar ze nu nog aanwezig is, levert op termijn problemen op, wanneer er in de toekomst bewoners komen die geen (historische) relatie hebben met het bedrijf beneden. Het vraagt extra bouwkundige voorzieningen om de dan noodzakelijke fysieke scheiding door middel van een aparte ingang en/of trapopgang te bewerkstelligen. Het opnieuw realiseren van de woonfunctie op de verdiepingen geeft vergelijkbare bouwkundige problemen. Aangegeven wordt dat er de afgelopen jaren de nodige investeringen zijn gedaan t.b.v. het optimaliseren van de kantoorfunctie. Het opnieuw investeren t.b.v. de woonfunctie staat een rendabe le exploitatie van de panden in de weg. Daarnaast wordt opgemerkt dat in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen, op grond waarvan in de stadsgracht uitsluitend schepen mogen liggen die passen bij de historische bebouwing. Ten aanzien van deze bezwaren merken wij het volgende op. De panden aan de Willemskade kunnen vanwege de ligging en de bebouwingskarakteristiek beschouwd worden als gelijk waardig aan die in de binnenstad. Deze bebouwing maakt dan ook deel uit van het beschermd stadsgezicht. Dit is de reden geweest om in het bestemmingsplan in dit opzicht dezelfde regeling toe te passen als voor het gebied binnen de stadsgrachten. Een belangrijke doelstelling van het ruimtelijk beleid in de binnenstad is het behoud en het bevorderen van de woon functie. Deze doelstelling, die ook geldt voor dit deel van de Willemskade, is in het bestemmingsplan uitgewerkt door (in principe) op de tweede en volgende bouwlagen uitslui tend wonen toe te staan. De problemen van praktische en bouwkundige aard, die daar bij kunnen ontstaan t.a.v. de toegankelijkheid van de bovenwoning zijn vergelijkbaar met die in de binnenstad. Hier zijn de ervaringen met deze regeling over een reeks van jaren overwegend positief. Wij willen er overigens niet aan voorbij gaan, dat het in een aantal gevallen minder wenselijk kan zijn om vast te houden aan de woonfunctie op de verdiepingen. Daartoe is in het bestemmingsplan (artikel 4, lid 6, sub a en lid 7, sub a) een vrijstellingsregeling opgenomen waarbij, mits de woonfunctie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad (in verband waarmee bepaalde randvoorwaarden zijn gesteld), kan worden afgeweken van de hiervoor bedoelde verplichting. 2 Op deze wijze is naar onze mening een evenwichtige regeling ontstaan, waarbij zowel aan de ruimtelijk/functionele doel stellingen, als aan de belangen van de eigenaren en gebrui kers van de panden aan de Willemskade tegemoet wordt geko men. Voorts kan worden opgemerkt dat voor bestaande, van het be stemmingsplan afwijkende situaties het overgangsrecht geldt, waarbij het huidige afwijkende gebruik van bovenver diepingen mag worden voortgezet. In artikel 13 "Water" is aangegeven voor welke doeleinden de stadsgracht mag worden gebruikt. Daarbij is een relatie gelegd met de begripsbepalingen in artikel 1, waarbij bijzondere aandacht is gegeven aan de omschrijving van het begrip (woon)schip, met name wat betreft de historische karakteristiek. Deze regeling biedt naar onze mening in dit opzicht voldoende zekerheid. Een meer expliciete regeling achten wij ongewenst en evenmin noodzakelijk. I Bezwaarschrift architectenbureau irs Vegter bi. In het bezwaarschrift wordt opgemerkt, dat er geen ontwerp- structuurschets voor de oost-west door de stad lopende spoorzone is. Daardoor wordt een kader voor dit bestem mingsplan gemist. Daarnaast ontbreekt volgens reclamant een duidelijke visie op het deel van de spoorzone tussen het station en het Zuiderplein. Gesteld wordt dat wèl ruimte voor bebouwing over dit spoorgedeelte gegeven wordt ten nadele van de woonbebouwing ten zuiden van het spoor, terwijl tegelijkertijd de woonbestemming op de drie perce len aan het Zuiderplein/Stationsweg wordt gehandhaafd. De overbouwing van dit deel van het emplacement wordt weinig gelukkig genoemd. Voor het deel van de spoorzone ten westen van het station wordt aangegeven, dat hier gedacht zou moeten worden aan overbouwing van het emplacement. Dit zou kunnen conform het door de schrijver van dit bezwaarschrift - in het kader van het project Voorbeeldplannen Vierde nota onder de naam "Lessen op niveau"- opgestelde plan. Dit plan gaat uit van het overbouwen van dit gedeelte van het emplacement ten behoeve van het MBO-onderwijs of een congrescentrum. Als voordelen worden genoemd: dubbel ruimtegebruik, sterke variatie in stedelijke kwaliteit, meer levendigheid, een goede ligging ten opzichte van het openbaar vervoer en het verkrijgen van een goede relatie tussen de noordelijke en de zuidelijke stadshelft. Ten aanzien van deze bezwaren merken wij het volgende op. In 1974 is door u het structuurplan voor de binnenstad vastgesteld. De uitgangspunten van dit structuurplan zijn verder uitgewerkt en aangevuld in het IS.R.-aanwijzings rapport binnenstad uit 1980. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1992 | | pagina 346