king gestelde middelen. Van een meer structurele ondersteu ning van beeldende kunstplannen vanuit de gemeente Leeuwar den is het echter in tegenstelling tot het beleid van andere provincies met betrekking tot vergelijkbare centrum gemeenten niet gekomen. Nadat er tussentijdse evaluaties met betrekking tot de besteding van de rijksgelden door de provincies en de vier grote steden hebben plaatsgevonden, heeft de Tweede Kamer der Staten Generaal op grond van een gezamenlijk advies van het IPO en de VNG, besloten dat ook aan een aantal centrum gemeenten in Nederland (waaronder Leeuwarden en Smallinger- land) een deel van de genoemde rijksbijdrage in het voor uitzicht dient te worden gesteld. De provincies dienen hiertoe met de onderhavige centrumgemeenten in overleg te treden ten einde voor de periode tot en met 1996 overeen te komen op welke wijze en onder welke voorwaarden de beste ding van het door te sluizen rijksgeld zal moeten plaats vinden. Onderstaand zal hierop worden ingegaan. Onder punt 2. zal aandacht worden geschonken aan resp. het ter zake gesloten Convenant tussen het IPO en de VNG en de resultaten van het naar aanleiding daarvan gevoerde overleg tussen de provincie en de gemeenten Leeuwarden en Smallin- gerland. Onder 3. zal ten slotte het voorstel van de provincie Friesland voor hst Convenant met de gemeente Leeuwarden aan de orde worden gesteld. 2. CONVENANT IPO/VNG Op basis van de gezamenlijke overtuiging dat het beeldende kunstbeleid in Nederland het beste gediend is met een even wichtige en gerichte inzet van de door de rijksoverheid, via de tijdelijke bijdrageregeling provinciale bevordering beeldende kunst, beschikbaar gestelde middelen, zijn het IPO en de VNG in overleg getreden ten einde overeenstemming te bereiken over de verdeling van die middelen in de perio de 1 januari 1993 tot en met 31 december 1996. Doel van de gezamenlijke inspanning van provincies en gemeenten is het bevorderen van enerzijds een kwalitatief hoogwaardig aanbod en anderzijds een zo goed mogelijke spreiding en afname van beeldende kunst. Op 14 december 1991 hebben het IPO en de VNG de resultaten van het overleg vastgelegd in een conve nant. Deze door de Tweede Kamer en de Minister van WVC ge sanctioneerde overeenkomst gaat onder meer uit van de vol gende regeling: a. alle gemeenten welke in het Convenant zijn genoemd (voor Friesland: Leeuwarden en Smallingerland) ontvangen van de provincie gedurende de periode 1993 tot en met 1996, jaarlijks een bedrag van f 1,per inwoner; b. de provinciebesturen dienen met de betrokken gemeenten in overleg te treden ten einde voor de periode 1993 tot en met 1996 over een te komen of, en zo ja, welk bedrag de provincie jaarlijks aan de desbetreffende gemeente 2 additioneel toekent en voorwaarden waaronder deze toe kenning geschiedt; c. het onder b. bedoelde bedrag per provincie bedraagt jaarlijks ten minste f 0,57 vermenigvuldigt met het totaal aantal inwoners van de onder a. bedoelde gemeen ten binnen die provincie; d. bij de onder b. bedoelde additionele verdeling tussen provincie en individuele gemeenten gelden uitsluitend de volgende drie criteria: 1. aantal beeldend kunstenaars; 2. aanwezige infrastructuur op het terrein van de beeldende kunst; 3. aantal activiteiten op het terrein van de beel dende kunst; e. in de aanloop naar de convenantperiode 1993 - 1996 verplichten provincies en gemeenten zich bij de inzet van middelen voor beeldend kunstbeleid zoveel mogelijk conform de intenties van de convenant te zullen hande len; f. de onder a. en b. bedoelde middelen zullen uitsluitend ten behoeve van het beeldend kunstbeleid worden aan gewend Kort samengevat komt het er dus op neer dat de provincie Friesland gehouden is met de gemeente Leeuwarden een conve nant te sluiten, waarbij jaarlijks ten minste f 1,57 per inwoner (peildatum 1 januari 1990), dat wil zeggen f 134.000,beschikbaar wordt gesteld voor het voeren van een gemeentelijk beeldend kunstbeleid. Ofschoon de convenant-periode geldt voor de periode 1993-1996 dient er naar te worden gestreefd dat ook in de jaren 1991 en 1992 wordt gehandeld naar de geest van het convenant. Met betrekking tot het in dat kader met de provincie gevoerde overleg kan het volgende worden opgemerkt. Plannen van de provincie Friesland in de vorm van een concept-Nota Beeldende Kunst en een voorlopig conve.iant beeldende kunst zijn in oktober 1990 aan de gemeente Leeuwarden toegezonden. Bij brief van 26 november 1991 hebben wij een uitvoerige reactie op die provinciale plannen gegeven, waarbij wij op een aantal essentiële onderdelen bezwaren naar voren hebben gebracht. Uit nader overleg is naar voren gekomen dat de gemeente en de provincie van mening bleven verschillen over onder meer de hoogte van het convenantgeld en de afbakening van verant woordelijkheden tussen beide overheden op het onderhavige terrein. Een en ander resulteerde in de toezending van een tweede concept van het convenant door Gedeputeerde Staten (brief van 19 februari 1992), waarin niet aan de gemeente lijke bezwaren werd tegemoetgekomen. Naar aanleiding van die versie van het concept-convenant hebben de gemeenten Smallingerland en Leeuwarden vervolgens gezamenlijk een reactie opgesteld. In deze reactie hebben beide gemeenten bezwaar gemaakt tegen met name de bepaling in het concept- 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1993 | | pagina 137