convenant (art. 3d) dat de provincie Friesland en de
gemeenten Smallingerland en Leeuwarden gezamenlijk de huur-
vergoedingen, die de Stichting Beeldende Kunst Friesland
betaalt aan kunstenaars, voor hun rekening dienen te nemen.
Ook werd het betreurd dat pas medio 1992 zou kunnen worden
overgegaan tot de daadwerkelijke uitvoering van het conve
nant, waarbij slechts een partiële (50%) overheving geldt
van de door te decentraliseren convenantgelden. Voor een
verdere toelichting op de diverse gemeentelijke standpunten
ter zake verwijzen wij naar de bij de raadsstukken ter
inzage gelegde bescheiden.
Naar aanleiding van de reactie van de twee centrumgemeenten
hebben Gedeputeerde Staten op 28 oktober 1992 aan Provinci
ale Staten voorgesteld om met de gemeenten Leeuwarden en
Smallingerland een convenant aan te gaan, waarbij voornoemd
gewraakte artikel 3d als bepaling in het ontwerp is
geschrapt
3ONTWERP-CONVENANT
Het huidige door Provinciale Staten inmiddels vastgestelde
ontwerp-convenant gaat uit van de verstrekking van de
minimumbijdrage van f 1,57 per inwoner. Een nadere
verfijning zoals die in het Convenant IPO/VNG staat aan
gegeven met betrekking tot de aard van het voorzieningen
niveau in de gemeente Leeuwarden, wordt niet aangegeven.
Hierdoor is derhalve niet tegemoetgekomen aan onze wens om
het basisbedrag te verhogen. Wel wordt de gemeente
Leeuwarden in de gelegenheid gesteld om activiteiten met
een uitgesproken provinciale doelstelling ter subsidiëring
aan de provincie voor te leggen. Daar staat tegenover dat
de provincie Friesland geen zorg (meer) zal dragen voor de
subsidiëring van voorzieningen en activiteiten die met name
plaatselijk gericht zijn. Wij achten deze taakverdeling
zoals die is opgenomen in artikel 2 van het ontwerp-
convenant aanvaardbaar. Onder de voorwaarde dat de
provincie ook daadwerkelijk zal gaan meesubsidiëren in
provinciale activiteiten plaatshebbend in Leeuwarden,
kunnen wij er voorts mee instemmen dat in het ontwerp-
convenant de te verstrekken bijdrage aan de gemeente
voorshands is gefixeerd op eerdergenoemd basisbedrag. Omdat
met de provincie Friesland tevens is overeengekomen dat met
het oog op de late vaststelling van het convenant met enige
souplesse zal worden gekeken naar de in de artikelen 4 en 6
van het ontwerp-convenant genoemde termijnen en er daar
naast ook is vastgelegd dat de toetsing van de in te dienen
gemeentelijke beeldende kunstplannen een zeer globaal
karakter zal dragen, kunnen wij in grote lijnen instemmen
met het ontwerp-convenant. Hierbij tekenen wij overigens
aan dat er voor de periode juli - december 1992 met de
provincie is overeengekomen dat ook in deze periode naar de
geest van het Convenant zal worden gehandeld.
Dit betekent dat Provinciale Staten inmiddels hebben
besloten om voor het laatste half jaar van 1992 een
4
bijdrage ad f 67.000,voor de gemeente Leeuwarden uit te
trekken.
Over de wijze waarop de convenantgelden over de periode
juli - december 1992 en januari - december 1993 zullen
worden besteed, dient evenwel nog een besluit te worden
genomen. Wij stellen u in dat kader voor de door de provin
cie door te sluizen beeldende kunstgelden af te zonderen in
het Fonds beeldende kunst en ons college te machtigen tot
besteding daarvan over te gaan. Wij zijn dan voornemens om
op korte termijn, gehoord de Werkgroep Beeldende Kunst,
plannen in deze richting te ontwikkelen en de Commissie
Cultuur, Sport en Recreatie hierover vervolgens te rappor
teren.
Onder vermelding van het feit dat voorgenoemde commissie in
haar vergadering van 20 januari 1993 heeft kunnen instemmen
met het vorenstaande, stellen wij u voor te besluiten over
eenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit
Leeuwarden, 4 februari 1993.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
mr. G.J. te Loo Burgemeester.
mw.ir. J.A. Lantermans Secretaris.
5