Milieu-effectrapportage
Met de inwerkingtreding (per 1 september 1987) van het
Besluit milieu-effectrapportage is de realisering van deze
openlucht-recreatievoorziening bovendien onderworpen aan de
regelgeving in de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne
(WABM) betreffende de milieu-effectrapportage en de daarop
gebaseerde uitvoeringsbesluiten. Dit betekende dat er een
milieu-effectrapport uitbreiding recreatiegebied De Groene
Ster moest worden opgesteld, dat gelijktijdig met het
ontwerp-bestemmingsplan voor het plangebied ter inzage
moest worden gelegd.
De procedure om te komen tot een milieu-effectrapport en de
rol van het MER in de verdere besluitvorming wordt hieron
der kort weergegeven.
In artikel 41b van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne
is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur (AMvB)
activiteiten kunnen worden aangewezen die belangrijke
nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. In deze
Amvb, het Besluit milieu-effectrapportage, worden tevens
besluiten van overheidsorganen aangewezen, bij de voorbe
reiding waarvan een MER moet worden gemaakt. In een MER
moeten de milieugevolgen en de gevolgen van mogelijke
alternatieven worden beschreven. Het rapport is bedoeld om
alle positieve en negatieve milieuaspecten in beeld te
brengen, zodat bij het nemen van een besluit over de acti
viteiten daarmee rekening kan worden gehouden.
In het besluit is als activiteit onder andere genoemd de
"aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening".
Daarbij is vastgesteld dat er een MER moet worden gemaakt
in gevallen waarin de activiteit redelijkerwijs een ver-
keersaantrekkende werking zal hebben van gemiddeld 1000
voertuigen of meer per dag van openstelling of betrekking
heeft op een oppervlakte van 50 ha of meer (dit laatste is
hier het geval). Als besluit waarbij het MER in de tot
standkoming moet worden betrokken, is aangewezen de "vast
stelling van een gemeentelijk ruimtelijk plan dat als
eerste in de desbetreffende aanleg voorziet"
De initiatiefnemer (in dit geval ons college) brengt het
bevoegd gezag (in dit geval de Raad respectievelijk de
desbetreffende raadsadviescommissieschriftelijk op de
hoogte van het voornemen om een bestemmingsplan voor een
recreatievoorziening te ontwikkelen. De schriftelijke
mededeling moet vergezeld gaan van een zogenaamde startno
titie. De startnotitie bevat informatie die noodzakelijk is
voor de inspraak en het voeren van vooroverleg om te komen
tot adviezen voor het opstellen van richtlijnen voor het
MER.
2
De bekendmaking van de ontvangst van bedoelde mededeling is
het officiële begin van de procedure. Naast de bekendmaking
in de plaatselijke pers worden ook de Commissie voor de
milieu-effectrapportage (Cmer) - een landelijke commissie
met een centrale adviesfunctie in het kader van de m.e.r.-
procedure - en de in de WABM en de Wet op de Ruimtelijke
Ordening aangewezen adviseurs in kennis gesteld van het
voornemen.
De Commissie voor de milieu-effectrapportage en de advi
seurs kunnen met behulp van de startnotitie adviezen geven
voor het opstellen van de richtlijnen voor het uiteindelijk
op te stellen milieu-effectrapport. Ook iedere andere
geïnteresseerde kan suggesties doen voor de te geven richt
lijnen.
Nadat de adviezen van de Cmer, de adviseurs en anderen
(opmerkingen) zijn ontvangen, kunnen de richtlijnen worden
vastgesteld, waarna het MER kan worden opgesteld.
Zodra het MER gereed is kan het worden beoordeeld, ter
beoordeling worden gezonden aan de Cmer en de adviseurs en
ter visie worden gelegd. Zoals reeds opgemerkt, gebeurt dit
gelijktijdig met het ter visie leggen van het ontwerp-
bestemmingsplan.
Na de bekendmaking van het MER staat voor een ieder gedu
rende ten minste een maand de mogelijkheid open gemotiveer
de opmerkingen te maken of adviezen uit te brengen omtrent
de inhoud van het MER. Aan de hand van het MER, de resulta
ten van de inspraak en advisering moet het bevoegd gezag,
in casu uw Raad, beoordelen of de voor de besluitvorming
noodzakelijke informatie voldoende is. Hierbij kan nog
worden opgemerkt, dat de procedure voor de vaststelling van
het bestemmingsplan zelfstandig doorloopt.
De m.e.r.-procedure voorziet niet in een beroepsmogelijk
heid. Wel kunnen bezwaren worden ingediend in het kader van
de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Op 19 december 1990 hebben wij de Commissie voor Milieu en
Stadsbeheer aan de hand van de startnotitie milieu-effect-
rapportage uitbreiding recreatiegebied De Groene Ster (die
voor u bij de stukken ter inzage ligt) geïnformeerd omtrent
ons voornemen om bedoeld ontwerp-bestemmingsplan te laten
opstellen.
De startnotitie is op 7 januari 1991 gepubliceerd in de
plaatselijke pers en gelijktijdig verzonden naar de Cmer en
bedoelde wettelijke adviseurs.
3