De oorspronkelijke plannen waren inderdaad gebaseerd
op de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening in
Nederland van 1967. Aan de huidige plannen ligt
echter een zeer recent onderzoek ten grondslag
(Evaluatie-onderzoek gebruik en beheer van De Groene
Ster). Op basis van dit onderzoek is in december 1989
het besluit genomen om een plan te ontwikkelen, dat
voorziet in het opheffen van de geconstateerde
tekorten binnen de totale stadsgewestelijke
recreatie-structuur (herinrichtings- en
uitbreidingsplan de Groene Ster Leeuwarden). Het
ontwerp-bestemmingsplan dat thans aan de orde is,
vormt het planologisch kader, waarbinnen dit
uitvoeringsplan gestalte dient te krijgen.
3. Het herinrichtings- en uitvoeringsplan wordt door
veel inwoners niet op prijs gesteld (nr. 6 van het
bezwaarschrift)
Het evaluatie-onderzoek wijst er op dat er behoefte
bestaat aan een uitbreiding met 6.600 recreatie
plaatsen en dat de Groene Ster in deze een
belangrijke taak kan vervullen. Wij zijn dan ook van
mening, dat de herinrichting en uitbreiding van de
Groene Ster in een duidelijke behoefte voorziet en
een zeer breed draagvlak heeft bij de bevolking van
het stadsgewest Leeuwarden.
4. De Merriedobbe wordt in het bestemmingsplan
omschreven als een gebied met grote natuurwaarde.
Door het gebied onder water te zetten, gaat dit
natuurgebied verloren (nr. 5 van het bezwaarschrift)
De Merriedobbe blijft gehandhaafd en de gronden
rondom deze dobbe hebben de aanduiding
"natuur/recreatief gebied' gekregen. Uit het milieu-
effectrapport kan worden opgemaakt, dat de
natuurlijke waarden van de Merriedobbe niet drastisch
zullen wijzigen. Wel kan er voor de hier aanwezige
vogels sprake zijn van rustverstoring, met name in de
aanlegfase (hoofdstuk 6 van het milieu-effectrapport)
de heer J. van der Kooi
Het eerste bezwaar van de heer J. van der Kooi betreft de
opheffing of verplaatsing van zijn agrarisch bedrijf.
Wat dit bezwaar betreft verwijzen wij naar ons commentaar
op het bezwaarschrift van de Stichting Grondzaken en
Bemiddeling ABTB.
Overigens is inmiddels met de heer Van der Kooi
overeenstemming bereikt omtrent verwerving/vervreemding
van respectievelijk Alddiel 7 en Marwei 1 te Oudkerk.
Het tweede bezwaar betreft het verloren gaan van een
belangrijk natuurgebied
12
De landerijen waar de heer van der Kooi op doelt, liggen
ten westen van de weg Alddiel. Deze gronden zijn in het
bestemmingsplan voor het buitengebied, gemeente
Tietjerksteradeel (waarvan de goedkeuring enige tijd
geleden onherroepelijk is geworden) aangewezen als
"Agrarisch gebied"Aan deze bestemming is geen nadere
waarde toegekend. Aan de gronden ten oosten van de weg
Alddiel is een beperkte ecologische functie toegekend,
maar ook hier is de bestemming afgestemd op de
hoofdfunctie, namelijk agrarisch productiegebied. Hieruit
mag worden afgeleid, dat binnen deze gronden geen sprake
is van belangrijke natuurlijke waarden. Wij zijn dan ook
van mening, dat de bestemmingswijziging, waarin dit
ontwerp-bestemmingsplan voorziet, geen wezenlijke inbreuk
pleegt op het natuurlijk milieu. In deze opvatting worden
wij gesteund door het milieu-effectrapport. Hierin wordt
naast de negatieve effecten van de voorgenomen activiteit
ook gewezen op belangrijke positieve effecten (blz.
6.40). Als belangrijk positief effect wordt genoemd de
verandering in stofconcentraties vanwege het vervangen
van de agrarische productie-functie door minder
belastende functies.
- de heer A. Bergsma
Het bezwaar van de heer A. Bergsma richt zich tegen de
herinrichting van het zuidwestelijk plandeel. Evenals de
heer van der Kooi is de heer Bergsma van mening dat hier
een bijzonder natuurgebied verloren gaat en de beoogde
recreatieve functie een onevenredige inbreuk maakt op de
rust voor de hier aanwezige vogels.
Wat betreft het verloren gaan van een natuurgebied
verwijzen wij naar ons commentaar op het bezwaarschrift
van de heer van der Kooi.
Overigens erkennen wij, dat de herinrichting en
uitbreiding van het recreatiegebied de Groene Ster
negatieve effecten heeft voor de weidevogels en winter-
gasten (ganzen, eenden). Voor de beschrijving van de
gevolgen verwijzen wij naar het milieu-effectrapport,
hoofdstuk 6.
Desondanks zijn wij van mening dat ons besluit, om te
kiezen voor herinrichting en uitbreiding van dit
recreatiegebied verantwoord is. De tekorten in de
recreatiestructuur zijn namelijk aanzienlijk. Met de
realisatie van de in het bestemmingsplan aangegeven
plannen kunnen ca. 7100 nieuwe recreatieplaatsen worden
gecreëerd. Bovendien verwachten wij, dat met het
realiseren van ca. 5700 strand-/water-recreatieplaatsen
de toenemende recreatiedruk op het gebied de Grote Wielen
enigszins zal worden afgeremd, hetgeen zeker een positief
effect zal hebben op het natuurlijk milieu van dat
gebied
13