2 3 voorziening staat derhalve bijvoorbeeld niet open voor personen die uitsluitend rond moeten komen van een looninkomen dat op het minimumniveau ligt. In de eerder genoemde circulaire schrijft het rijk thans voor, dat een eventuele gemeentelijke reductieregeling open staat voor alle ingezetenen van een gemeente die in vergelijkbare financiële omstandigheden verkeren. Teneinde te voldoen aan deze voorwaarde stellen wij voor om naast personen die een uitkering ontvangen ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan ook personen die uit andere hoofde een inkomen ontvangen van niet meer dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming. Voorts dient het vermogen niet meer te bedragen dan het zgn. vrij te laten bescheiden vermogen, dat geldt voor de toepassing van de Algemene Bijstandswet. Door uit te gaan van 105% van het normbedrag kunnen personen met een inkomen net boven het minimum toch aanspraak maken op een vergoeding. Studerenden dienen onzes inziens uitgezonderd te blijven van de doelgroep gelet op de specifieke voorzieningen die voor deze groep van toepassing zijn. 2. WIJZIGING VAN HET ACTIVITEITENPAKKET. Ingevolge artikel 4 van de verordening komen voor tegemoetkoming in aanmerking: de kosten van lidmaatschap van sociaal-culturele, culturele en sportverenigingen en organisaties, de abonnementskosten en andere soortgelijke kosten i.v.m. de periodieke deelname aan activiteiten op sociaal-cultureel-, cultureel- en sportgebied alsmede de kosten van aansluiting op en gebruik van het telefoonnet. Geletop het rijksstandpunt terzake is het niet langer mogelijk voor telefoonkosten een vergoeding te verstrekken. Wij stellen u dan ook voor deze kosten te schrappen van de lijst van kosten die in dit kader voor verlening van een tegemoetkoming in aanmerking komen. De te subsidiëren activiteiten op sociaal-cultureel-, cultureel- en sportgebied zijn thans niet limitatief beschreven zodat een breed scala van activiteiten voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Als kosten van een activiteit worden beschouwd de kosten van periodieke deelname. Kosten van incidentele deelname aan een activiteit komen om praktische redenen niet voor vergoeding in aanmerking. Uitbreiding kan worden gevonden door behalve de kosten van periodieke deelname ook de kosten van eerste aanschaf van een uitrusting, specifiek benodigde kleding en materiaalkosten onder de te subsidiëren kosten te brengen, omdat bekend is dat hiermede vaak een aanzienlijk bedrag gemoeid is en hierin een beletsel kan zijn gelegen om deel te nemen aan de betreffende activiteiten. 3. DE HOOGTEVAN DE TEGEMOETKOMING. Ingevolge artikel 5 van de verordening bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming 50% van de gemaakte kosten met een maximum van f 50,-- per persoon per kalenderjaar. Wij stellen voor deze vergoeding te verhogen tot 100% van de gemaakte kosten met een maximum van f 100,-- per persoon. Overweging hierbij vormt het feit dat de vergoeding thans bescheiden is, in relatie tot de te maken kosten. Wij denken dat dit ook mede een reden vormt voor de huidige grote onderbenutting van het fonds. Ondanks toezending van een informatiefolder met een aanvraag-formulier aan de doelgroep is de participatiegraad thans namelijk beperkt tot plm. 20 - 25 van de doelgroep. De hoogte van de voorgestelde vergoeding stemt overigens overeen met de bedragen die verstrekt worden op grond van vergelijkbare regelingen in andere gemeenten. 4. FINANCIERING. Uitbreiding van de doelgroep en verhoging van de tegemoetkoming zal naar verwachting gepaard gaan met een toename van de onttrekkingen aan het fonds. Het aantal inwoners in Leeuwarden dat aangewezen is op een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, studerenden niet meegerekend, kan op plm. 20% geraamd worden. Dit betreft derhalve plm. 17.000 personen. Niet allen voldoen evenwel aan de voorwaarde dat gedurende minimaal één jaar een inkomen op het minimumniveau ontvangen is. Voorts zullen niet alle minima gebruik maken van de activiteiten waarvoor een vergoeding verstrekt kan worden. Zo zullen zeer jeugdigen niet of nauwelijks gebruik maken van de activiteiten waarvoor een tegemoetkoming kan worden verstrekt. Het werkelijk aantal potentieel rechthebbenden wordt dan ook op plm. 12.000 geraamd. Uitgaande van een participatiegraad van 30% en een gemiddelde tegemoet koming van f 75,-- per persoon zal een bedrag van f 300.000,-- gemoeid zijn met verstrekkingen uit het fonds (inclusief f 30.000,-- uitvoeringskosten). Voor financiering is beschikbaar het bedrag van de jaarlijkse storting ad f 225.000,-- en de reserve van het fonds, welke per 1 januari 1993 plm. f 600.000,-- bedraagt. Als gevolg van de herwaardering zal overigens in 1993 storting ten behoeve van het fonds achterwege blijven. Het is de bedoeling om structurele dekking voor de jaarlijkse uitgaven te vinden door herstructurering van de middelen ten behoeve van het minimabeleid. In de eerder genoemde nota "uitgangspunten voor het beleids- en financieel kader van het minimabeleid" zijn hiervan de contouren aangegeven. Voor de aanpassing van de verordening behoeft het ontbreken van structurele dekking geen belemmering te vormen, omdat in ieder geval incidentele dekking is gevonden voor een periode van twee jaar en bijdragen ten laste van het fonds uitsluitend kunnen worden verleend voor zover de middelen toereikend zijn (artikel 2 lid 3).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1993 | | pagina 221