1
Nadere uitwerking verzelfstandiging van de Frieslandhal
Bijlage nr. 108
Aan de Gemeenteraad.
1Het voeren van een rechtsgeding.
In de opzet van de nieuwe organisatie van de Frieslandhal is
één van de uitgangspunten dat uit bedrijfseconomische motieven
de organisatie van de horecavoorzieningen in eigen hand wordt
genomen. Het ondernemingsplan is ook op dit uitgangspunt geba
seerd.
Om deze reden hebben wij op 6 mei 1992 aan de huurder van de
huidige horecaruimten in de Frieslandhal per 30 juni 1993 de
huur opgezegd. Dit was mogelijk omdat per die datum de tweede
periode van 5 jaar zou zijn verstreken. De huurder stemde niet
in met de beëindiging en om die reden hebben wij ons tot de
Kantonrechter gewend met het verzoek de datum van de beëin
diging van de huurovereenkomst te bepalen.
Het besluit tot het voeren van een rechtsgeding is ingevolge
artikel 177 van de gemeentewet een bevoegdheid van de raad.
Wij meenden, gelet op artikel 4 van de Verordening op de Com
missie Frieslandhal, dat deze commissie bevoegd was een derge
lijk besluit te nemen. In dit artikel delegeert de raad enkele
bevoegdheden aan de commissie, waaronder de bevoegdheid tot het
verpachten en dus ook het verhuren en het opzeggen van huur
overeenkomsten van de horecagelegenheden. Omdat de commissie
niet frequent vergadert en de procedure bij de Kantonrechter zo
spoedig mogelijk moest worden gestart, hebben wij dit besluit
genomen. De commissie heeft dit later bekrachtigd. Wij meenden
hiertoe te kunnen overgaan, mede gelet op het algemene delega
tiebesluit van 13 oktober 1980. In dit besluit delegeert de
raad enkele bevoegdheden aan ons, waaronder het voeren van
rechtsgedingen, waarbij de hoofdsom niet meer dan 5000,--
bedraagt
Tijdens de procedure bij het Kantongerecht, heeft de advocaat
van de huurder er steeds op gehamerd dat de gemeente niet be-
voegelijk tot het voeren van het geding had besloten, omdat de
raad niet een dergelijk besluit genomen had.