In de bestuursovereenkomst is geregeld hoe de overeenkomst kan worden opgezegd. Hiermee zijn verwachtingen gewekt ten aanzien van de continuering van het subsidie, zowel naar de stichting toe als naar de medesubsidiënten 3. REACTIE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Bij brief van 7 april 1993 is namens Burgemeester en Wethouders op het bezwaarschrift gereageerd. De reactie is kort samengevat als volgt: De bestuursovereenkomst mist zijn formele werking en ook de gemeenschappelijke regelingen zijn niet meer van kracht. De gemeente is niet gebonden aan de inhoud van de concept be stuursovereenkomst. Er is geen sprake het wekken van ver wachtingen. Er is begrip voor de knelpunten die zullen ontstaan door de beëindiging van het subsidie; de bereidheid wordt uitgesproken daarover in overleg te treden. Daarbij zou dan ook de over dracht van de BKR-collectie ter sprake kunnen komen. De verwachting is dat de kunstuitleen thans, na het opbouwen van de voorzieningen met behulp van overheidssteun, kan worden overgelaten aan het particuliere initiatief, zonder desatreuse gevolgen. Het besluit tot het beëindigen van het subsidie is ingegeven door de noodzaak de beperkte middelen te herverdelen en gelet op de geringen beleidsprioriteit van de kunstuitleen is tot deze beslissing gekomen. 4. TERINZAGELEGGING VAN DE STUKKEN EN DE HOORZITTING De achterliggende stukken hebben vanaf 21 april 1993 terinzage gelegen en zijn aan de stichting toegezonden. Op 27 april 1993 heeft de commissie een hoorzitting gehouden. Op de hoorzitting zijn de standpunten nader toegelicht, waarbij van de zijde van de stichting de nadruk werd gelegd op het feit dat geen overleg heeft plaatsgevonden. Ook werden de consequen ties van het besluit voor de gemeente Leeuwarden aangegeven, onder meer het afstoten van het beheer van de BKR-collectie en het wellicht moeten verlaten van Leeuwarden als hoofdvestiging. Voor het overige wordt verwezen neer het verslag van de hoor zitting dat voor u ter inzage ligt. 2 5. OVERWEGINGEN EN ADVIES VAN DE COMMISSIE Naar aanleiding van de stukken en hetgeen op de hoorzitting naar voren is gebracht, heeft de commissie het navolgende over wogen. De gemeente Leeuwarden heeft ten aanzien van de Kunstuitleen altijd een initiërende rol gehad. Daarbij komt dat de stichting voor Leeuwarden nog twee extra taken uitvoert, namelijk het beheer van (een gedeelte van) de BKR-collectie en het houden van tentoonstellingen. Het besluit tot beëindiging van het subsidie per 1 januari 1994 is zonder enige vorm van overleg genomen. Hoewel de Raad uiteindelijk zelf bepaalt hoe de middelen worden verdeeld, dient hij daarbij wel de beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen. Door geen overleg te plegen met de mede subsidiënten en de stichting, is de commissie van mening, mede gelet op de langdurige subsidierelatie en het feit dat de stichting is ontstaan door het initiatief van de gemeente Leeuwarden, het besluit tot de beëindiging van het subsidie niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Dit klemt temeer nu niet duidelijk is wat het besluit betekent voor het beheer van de BKR-collectie en de eventuele financiële gevolgen daarvan. Daarbij is voorts van groot belang dat de bepalingen van de bestuursovereenkomst niet zijn nageleefd. De commissie heeft geconstateerd dat, hoewel de overeenkomst formeel niet is ondertekend, de inhoud een bevestiging is van de bestaande praktijk. De overeenkomst is opgesteld door de gemeente Leeuwarden; er is sinds het opstellen van de overeenkomst in de geest van het concept gehandeld. Dit is naar de mening van de commissie voldoende om de bepalingen van de overeenkomst wel bindend te achten. De Raad had derhalve bij het besluit tot het beëindigen van het subsidie en het opzeggen van de overeenkomst met de opzeggingstermijn van 24 maanden rekening dienen te houden. De commissie acht het voorts niet juist te besluiten tot het beëindigen van het subsidie, terwijl op bestuurlijk niveau is afgesproken dat het resultaat van het provinciaal onderzoek zou worden afgewacht. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1993 | | pagina 378