Het vaststellen van de bedragen bedoeld in artikel 88,
le lid van de Wet op het voortgezet onderwijs over het
jaar 1990 voor de gemeentelijke scholen voor Voor
bereidend Wetenschappelijk Onderwijs, Hoger Algemeen
Voortgezet Onderwijs en Middelbaar Algemeen Voortgezet
Onderwij s
Bijlage nr. 4.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 88, le lid van de Wet op het voortgezet
onderwijs dient de Gemeenteraad jaarlijks vast te stellen:
a. het bedrag, dat in het voorafgaande kalenderjaar is
uitgegeven ter zake van de exploitatiekosten voor de
gemeentelijke scholen voor Voorbereidend Wetenschappelijk
Onderwijs, Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs en Middelbaar
Algemeen Voortgezet Onderwijs;
b. het bedrag, dat door het Rijk in dat jaar voor de genoemde
soorten van onderwijs beschikbaar is gesteld.
De vaststelling van deze bedragen over het jaar 1990 kan nu
plaatsvinden. Aangezien de gemeenterekening 1990 nog niet is
vastgesteld door Gedeputeerde Staten, betreft het hier een
voorlopige vaststelling. Bij ongewijzigde vaststelling van de
gemeenterekening door Gedeputeerde Staten wordt de voorlopige
vaststelling definitief.
Het bedrag bedoeld onder a, bedraagt voor 1990 f 1.872.912,96
terwijl het bedrag, bedoeld onder b, voor 1990 f 2.056.040,44
bedraagtVoor een overzicht per schoolsoort van de uitgaven,
ingedeeld naar kostensoorten en de samenstelling van de
inkomsten wordt hierbij verwezen naar de voor u ter inzage
gelegde specificaties.
Ingevolge artikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijs
dient de gemeente ééns in de vijf jaren aan de overeenkomstige
bijzondere scholen binnen de gemeente, een overschrijdings
bedrag per leerling uit te keren, wanneer de uitgaven de
rijksvergoeding overschrijden. Dit overschrijdingsbedrag per
leerling moet worden vermenigvuldigd met het gemiddelde van de
aantallen leerlingen van de bijzondere scholen over het
desbetreffende tijdvak van vijf jaren. Voor het laatst is dit
gedaan voor het tijdvak 1984 tot en met 1988.