Indien het opstalrecht eindigt door verloop van de
tijd waarvoor het is verleend (31 december 2030)
treedt de eigenaar van rechtswege in de eigendom van
de alsdan nog aanwezige voormelde gebouwen en/of
werken en/of beplantingen, onder verplichting voor hem
om binnen twee maanden daarna aan de alsdan gewezen
opstalhouder te betalen de waarde van deze gebouwen
en/of werken (zijnde de beplantingen niet onder de
vergoedingsplicht begrepen), vast te stellen in onder
ling overleg of bij gebreke van overeenstemming door 3
deskundigen, te benoemen: 1 door ieder van de beide
partijen en de laatste door de 2 door partijen benoem
de deskundigen of, bij gebreke van overeenstemming
dienaangaande, door de terzake bevoegde (kanton)rech
ter op verzoek van de meest gerede partij; komen de
benoemde deskundigen niet tot overeenstemming omtrent
het bedrag van de te vergoeden waarde, dan zal
daarvoor gehouden worden het bedrag van de door de
deskundigen afzonderlijk bepaalde vergoeding dat noch
het hoogste en noch het laagste is; deze regeling
geldt eveneens voor de gebouwen en/of werken welke
later met schriftelijke toestemming van de eigenaar
zijn aangebracht, tenzij anders is bepaald bij deze
schriftelijke toestemming, zulks met dien verstande
dat
de kosten voortvloeiende uit de taxatiewerkzaamhe
den, ten laste komen van de opstalhouder;
bij het bepalen van de bedoelde vergoeding niet
wordt gelet op gebouwen en/of werken en/of beplan
tingen en/of veranderingen aangebracht of gemaakt
in het laatste jaar aan het einde van het opstal
recht voorafgaand, danwel zonder toestemming van
de eigenaar aangebracht;
bij het tenietgaan van het opstalrecht moet de grond
met de daarop alsdan aanwezige gebouwen en/of werken
en/of beplantingen, tot genoegen van de eigenaar
worden opgeleverd;
voor de daaraan na de verlening van het opstalrecht
aangerichte schade, ondermeer ontstaan door het ge
bruik of door verontreiniging van de grond door de
opstalhouder of door personen die door de opstalhouder
op de grond zijn toegelaten, alsmede voor de schade
die is ontstaan door gehele of gedeeltelijke instor
ting van gebouwen en/of werken op de grond blijft de
opstalhouder aansprakelijk; de eigenaar is bevoegd op
kosten van de opstalhouder een onderzoek naar bodem
verontreiniging in te stellen, als hij voldoende reden
heeft om aan te nemen dat er tijdens de duur van het
opstalrecht bodemverontreiniging heeft plaatsgevonden;
indien bodemverontreiniging wordt aangetroffen is de
opstalhouder hiervoor aansprakelijk en dient hij deze
verontreiniging op zijn kosten ten genoegen van de
eigenaar ongedaan te maken;
4
de opstalhouder vrijwaart de eigenaar voor alle aan
spraken van derden op vergoeding van schade die na
verlening van het opstalrecht is ontstaan door het
gebruik of door verontreiniging door de opstalhouder
van de grond of door gehele of gedeeltelijke instor
ting van de gebouwen en/of werken of op welke andere
wijze dan ook;
mocht de opstalhouder de grond en/of de gemelde gebou
wen en/of werken en/of beplantingen bij het tenietge-
gaan zijn van het opstalrecht niet overeenkomstig het
in deze overeenkomst bepaalde aan de eigenaar hebben
opgeleverd, dan zal de betaling van hetgeen de grond
eigenaar krachtens het hier bepaalde zou toekomen
renteloos worden opgeschort totdat de oplevering wel
overeenkomstig het in deze overeenkomst bepaalde heeft
plaatsgevonden
bij het tenietgaan van het opstalrecht zal de eigenaar
de bevoegdheid hebben om al hetgeen hij, om welke
reden dan ook, alsdan nog van de opstalhouder te
vorderen heeft te verrekenen.
met de ingevolge het in dit artikel bepaalde aan de
opstalhouder toekomende vergoeding.
7.a. Indien de opstalhouder enige verplichting,
voortvloeiende uit de overeenkomst niet, niet tijdig,
of niet behoorlijk nakomt, kunnen burgemeester en
wethouders voornoemd deze verplichting op kosten van
de opstalhouder doen uitvoeren; krachtens de overeen
komst zijn burgemeester en wethouders voornoemd na
kennisgeving en ingebrekestelling, alsmede verloop van
de hierna in lid b genoemde termijn, tot zodanige
uitvoering jegens de opstalhouder uitdrukkelijk ge
machtigd; tevens zijn burgemeester en wethouders
voornoemd onder dezelfde voorwaarden gemachtigd op
kosten van de opstalhouder al datgene ongedaan te ma
ken, wat in strijd met enige verplichting door de
opstalhouder is verricht;
b. burgemeester en wethouders voornoemd geven bij aange
tekend schrijven kennis aan de opstalhouder en hypo
theekhouder s van hun voornemen gebruik te maken van
de bevoegdheden als bedoeld in lid a; zij doen de
kennisgeving vergezeld gaan van:
een opgave van het vermoedelijk bedrag van de
kosten die met de uitvoering gemoeid zullen zijn;
een ingebrekestelling ten aanzien van de verzuimde
verplichting of de strijdige verrichtingen; en
een aanmaning om aan een en ander alsnog binnen
een redelijke termijn te voldoen.
5