Wij hebben derhalve zijn bezwaarschrift ongegrond verklaard
en onze beslissing van 2 februari 1988, nr. B 443/87,
waarbij aan de heer Biesma vergunning is verleend voor het
plaatsen van een garage/berging op het perceel Tearnserdyk
12 te Goutum, gehandhaafd.
De uitspraak van 24 maart 1990 van de Raad van State be
werkstelligde niet de vernietiging van ons besluit van 2
februari 1988 dat strekte tot vergunningverlening. De ver
gunning bleef derhalve van kracht, zolang deze niet rech
tens ongedaan was gemaakt. De uitspraak bracht slechts
mede, dat wij opnieuw een beslissing op het bezwaarschrift
moesten nemen (zie hiervoor). Bij brief van eveneens 13
juni 1990 (nr. 2612) hebben wij de heer Brouwer dan ook
laten weten, dat nu het desbetreffende bouwwerk ter plaatse
legaal aanwezig was, er geen rechtsgrond bestond om de heer
Biesma te waarschuwen om het desbetreffende bouwwerk van
het perceel Tearnserdyk 12 te Goutum te verwijderen, m.a.w.
het verzoek van de heer Brouwer om toepassing van bestuurs
dwang is door ons afgewezen.
Op 26 februari 1993 heeft de Afdeling rechtspraak van de
Raad van State mondeling uitspraak gedaan inzake het ge
schil betreffende ons besluit van 13 juni 1990, waarbij
wederom ongegrond zijn verklaard de bezwaren van de heer
Brouwer tegen genoemde aan de heer Biesma verleende vergun
ning voor de bouw van een garage/berging en het besluit van
ons college van eveneens 13 juni 1990, waarbij het verzoek
om toepassing van bestuursdwang ten aanzien van genoemde
garage/berging is afgewezen.
De Afdeling rechtspraak heeft het bestreden besluit, voor
zover het betreft de beslissing op het bezwaarschrift tot
handhaving van de verleende bouwvergunning vernietigd en de
termijn waarbinnen opnieuw in de zaak dient te worden
voorzien gesteld op twee maanden.
Voorts heeft zij overwogen, dat tegen het besluit waarbij
het verzoek om toepassing van bestuursdwang is afgewezen,
ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wet administratieve
rechtspraak overheidsbeschikkingen (bij ons college) een
bezwaarschrift kon worden ingediend. Voor zover het hierop
betrekking heeft, zal de Afdeling het beroepschrift dan ook
aan ons (ter afhandeling) doen toesturen.
In de uitspraak betreffende dit geschil heeft de Afdeling
onder andere overwogen, dat hetgeen ons college bij zijn
besluit van 13 juni 1990 (nr. 2944) tot ongegrondverklaring
van de bezwaren tegen de verleende bouwvergunning heeft
overwogen om aan te tonen dat het betreffende perceels
gedeelte van Tearnserdyk 12 te Goutum, anders dan de Afde
ling heeft geoordeeld, als achtererf moet worden bestem
peld, de Afdeling evenmin tot een andere opvatting leidt.
2
De Afdeling weigert dus onze zienswijze dat het hier een
achtererf betreft te onderschrijven. Zij overweegt hierbij
verder, dat nu de beschikking van 2 februari 1988, houdende
verlening van bouwvergunning aan H. Biesma, bij het bestre
den besluit ten onrechte niet alsnog is ingetrokken, ver
weerders (ons college), opnieuw voorziende in de zaak, de
uitspraak van de Afdeling niet in acht hebben genomen. Het
bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmer
king, aldus de uitspraak. De Afdeling blijft derhalve op
het standpunt staan, dat de beslissing van ons college in
strijd is met de wet. Artikel 18a van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening juncto artikel 21 van het Besluit op de
ruimtelijke ordening 1985 had niet mogen worden toegepast,
omdat het erf waarop de garage/berging is gesitueerd moet
worden aangemerkt als een voorerf. Er zal dus opnieuw in de
zaak moeten worden voorzien, m.a.w. er moet een nieuwe
beslissing op het bezwaarschrift van de heer Brouwer vol
gen.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Goutum". Volgens de
bepalingen van het bestemmingsplan heeft de grond waarop de
garage/berging is gebouwd de bestemming "Tuin en/of open
erf I", waarop geen gebouwen mogen worden gebouwd. Er is
dus sprake van strijd met het bestemmingsplan.
Het bouwwerk voldoet aan de stedebouwkundige normen (geza
menlijk maximaal 40 m2welke ten aanzien van bijgebouwen
van woningen met erven van deze omvang doorgaans worden
gehanteerd. De aanwezigheid van de garage/berging roept dan
ook geen stedebouwkundige bezwaren op. Mede gelet op de
afstand van de garage/berging tot de bebouwing in de direc
te omgeving, achten wij geen overwegende planologische
bezwaren aanwezig om medewerking aan het bouwplan te ont
houden.
Teneinde het bouwwerk binnen de bezwarenprocedure toch een
legale status te verlenen (in het legaliseren is op zich
een spoedeisend belang gelegen om de vrijstellingsprocedure
te volgen), is het noodzakelijk dat (om procedurele rede
nen) voor het perceel Tearnserdyk 12 te Goutum een voorbe-
reidingsbesluit wordt genomen. Daarna kan aan Gedeputeerde
Staten een verklaring van geen bezwaar worden gevraagd, de
bouwvergunning alsnog worden gehandhaafd en de bezwaren
hiertegen ongegrond worden verklaard. Hiertegen staat
opnieuw Arob-beroep open bij de Afdeling rechtspraak van de
Raad van State. De Afdeling kan dan beoordelen of terecht
(thans op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening) vrijstelling is verleend. Uit het vorenstaande
zal u duidelijk zijn dat de termijn van twee maanden waar
binnen opnieuw in de zaak diende te worden voorzien, te
kort is. Intrekking van de destijds verleende bouwvergun
ning moet niet wenselijk worden geacht, omdat er dan een
illegale situatie zou ontstaan.
Een kopie van de belangrijkste stukken ligt voor u ter
inzage
3