b. deze op de grond te stichten/aan te brengen gebouwen
en/of werken en/of beplantingen moeten binnen 2 jaar
na de dag van het verlijden van de voor het verlenen
(levering) van het opstalrecht benodigde notariële
akte ten genoegen van burgemeester en wethouders van
Leeuwarden zijn voltooid/aangebracht; indien daartoe
aanleiding bestaat, kan deze termijn door burgemeester
en wethouders voornoemd worden verlengd;
c. indien na verloop van de in lid b. bedoelde termijn
een aanvang is gemaakt met de bebouwing en/of het
aanleggen van de werken en/of beplantingen, en meer
dan 50Z hiervan gereed is, verlenen burgemeester en
wethouders voornoemd uitstel van de verplichting tot
het aanbrengen hiervan voor de geschatte bouwtijd/tijd
benodigd voor het aanbrengen van de rest van de bebou
wing en/of werken en/of beplanting;
d. de opstalhouder is verplicht de in lid a bedoelde
gebouwen en/of werken en/of beplantingen in zodanige
technische staat te houden dat deze steeds overeenkom
stig de in lid a bedoelde bestemming gebruikt kunnen
worden; daartoe dient de opstalhouder deze gebouwen
en/of werken en/of beplantingen ten genoegen van
burgemeester en wethouders voornoemd, in goede staat
te onderhouden en, indien deze gebouwen en/of werken
en/of beplantingen door welke oorzaak dan ook geheel
of gedeeltelijk teniet zijn gegaan, ten genoegen van
burgemeester en wethouders voornoemd te herbouwen/her
stellen /herplanten;
in verband hiermede is de opstalhouder verplicht de
gebouwen en/of werken tegen brand- en stormschade te
verzekeren en verzekerd te houden;
voorts is de opstalhouder verplicht de/het eventueel
tot de grond behorende niet voor het aanbrengen van de
in lid a. bedoelde gebouwen en/of werken en/of beplan
tingen aangewende grond/water in goede staat ten
genoegen van burgemeester en wethouders voornoemd te
onderhouden en alle eventueel met betrekking tot deze
laatstbedoelde grond in de overeenkomst gegeven ge
bruiksvoorschriften strikt na te leven;
deze verplichting geldt eveneens voor de gehele grond
gedurende de tijd dat de grond nog niet is aangewend
voor het daarop aanbrengen van de in lid a. bedoelde
gebouwen en/of werken en/of beplantingen;
e. gehele of gedeeltelijke afbraak en/of verwijdering van
de gebouwen en/of werken alsmede wijziging van het
bouwvolume van de gebouwen, zal nu en later slechts na
vooraf verkregen schriftelijke toestemming van burge
meester en wethouders, voornoemd, mogen geschieden;
2
f. andere dan de hiervoor omschreven gebouwen en/of
werken zullen zonder schriftelijke toestemming van de
eigenaar niet op de grond mogen worden aangebracht;
ingeval deze schriftelijke toestemming wordt verleend
zullen de desbetreffende gebouwen en/of werken en/of
beplantingen eveneens onder het opstalrecht vallen;
g. een door de eigenaar te verlenen toestemming zoals
hier en in de overige artikelen van deze overeenkomst
bedoeld, kan tijdelijk en/of onder voorwaarden worden
verleend;
de eigenaar mag deze goedkeuring slechts weigeren om
dringende redenen.
4. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
burgemeester en wethouders voornoemd is het de opstal
houder verbodens
a. het opstalrecht geheel of gedeeltelijk over te dragen
of toe te bedelen, danwel op welke wijze dan ook in te
brengen in enige rechtspersoon;
b. het opstalrecht geheel of gedeeltelijk te splitsen
door overdracht of toebedeling van het opstalrecht op
een gedeelte van de grond of op welke andere wijze dan
ook;
c. de grond en/of een of meer daarin, daarop of daarboven
aangebrachte gebouwen en/of werken en/of beplantingen,
geheel of gedeeltelijk in onderopstalrecht te geven;
d. het opstalrecht en/of een of meer daaronder vallende
gebouwen en/of werken en/of beplantingen, en/of de
grond, anders dan voor het gebruik overeenkomstig de
bestemming hiervan als bedoeld in artikel 3, lid a,
vereist is, geheel of gedeeltelijk te verhuren of te
verpachten, of onder welke andere titel dan ook aan
derden in gebruik te geven;
e. op de grond erfdienstbaarheden te vestigen.
5. Het opstalrecht kan door de opstalhouder niet worden
opgezegd; dit lijdt evenwel uitzondering indien het
opstalrecht na de tijd waarvoor het is gevestigd,
doorloopt op grond van artikel 98, boek 5, Nieuw
Burgerlijk Wetboek.
3