Nr. 19312 LvS/DW
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van
4 november 1993 (bijlage nr. 232);
BESLUIT:
Het werkprogramma MUP 1994 vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
1
Aanvullende medewerking verzoeken ingevolge art. 74 van de
Wet op het basisonderwijs en artikel 82 Interimwet op het
speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.
Bijlage nr. 233
Aan de Gemeenteraad.
Vanaf 1988 heeft u op veertien verzoeken van enkele bestu
ren van bijzondere scholen voor het basisonderwijs en spe
ciaal onderwijs ingevolge artikel 74 van de Wet op het ba
sisonderwijs resp. artikel 82 van de Interimwet op het spe
ciaal en voortgezet speciaal onderwijs besloten over te
gaan tot partiële medewerking. Met betrekking tot deze ver
zoeken is steeds de beleidslijn gehanteerd dat de schoolbe
sturen voor de desbetreffende vervangingsaangelegenheden
gelden hebben kunnen reserveren tot 1 augustus 1985 (WBO)
resp. tot 1-8-'88 (ISOVSO). De gemeente Leeuwarden heeft
onder de vigeur van de Kleuteronderwijswet en de Lager-
onderwijswet 1920 in de bedragen per lokaal en per leerling
gelden uitgekeerd aan de bijzondere schoolbesturen. De bo
vengenoemde en in het besluit genoemde verzoeken zijn voor
dat gedeelte van gemeentewege bekostigd, waarvoor de
gemeente onder het nieuwe bekostigingsstelsel een vergoe
ding van het Rijk voor technisch onderhoud heeft ontvangen.
De Raad van State heeft begin juni 1993 uitspraak gedaan in
een drietal geschillen tussen Gedeputeerde Staten en onze
gemeente met betrekking tot de partiële medewerking. Kort
samengevat komt het oordeel van de Raad van State er op
neer dat - omdat is nagelaten op uitdrukkelijk verzoek van
Gedeputeerde Staten aan te tonen dat de desbetreffende
schoolbesturen vóór 1 augustus 1985 (ingangsdatum Londo-
bekostigingsstelselvergoedingen hebben ontvangen om de
kosten van de gevraagde voorziening uit te bekostigen -
Gedeputeerde Staten terecht hebben gesteld dat niet is ge
bleken dat de schoolbesturen hebben kunnen reserveren. De
Raad van State vindt dat door het verlenen van volledige
medewerking aan de verzoeken de normale eisen, aan het ge
ven van onderwijs te stellen, niet worden overschreden.
De Raad van State heeft onze argumentatie dat - uitgaande
van een bestand van 25 openbare scholen en een gemiddelde
afschrijvingstermijn van 15 jaar - het in rede ligt dat de
kosten van genoemde voorzieningen jaarlijks onderdeel uit
maakten van de kosten van instandhouding van de schoolge
bouwen en terreinen niet overgenomen. Overigens wordt niet
betwist dat er exploitatiekosten zijn uitbetaald. Het pro
bleem is dat wij geen gegevens hebben overlegd waaruit
blijkt dat in de vóór 1-8-'85 in het kader van Lager Onder
wijswet 1920 uitgekeerde bedragen per leerling een compo
nent was opgenomen t.b.v. de gevraagde voorzieningen.