Beëindiging van het subsidie aan de Stichting Beeldende
Kunst Friesland
Bijlage nr. 253
Aan de Gemeenteraad.
In uw vergadering van 17 mei 1993 hebt u conform het advies
van de Raadsadviescommissie voor de beroeps- en bezwaar
schriften besloten, het bezwaarschrift van de Stichting
Beeldende Kunst Friesland (SBK) tegen het raadsbesluit van
25 en 26 januari 1993 tot beëindiging van het subsidie aan
voornoemde stichting gegrond te verklaren en aansluitend
het onderhavige raadsbesluit in te trekken. Hierbij hebt u
zich laten leiden door de volgende overwegingen: Het be
sluit tot beëindiging van het subsidie per 1 januari 1994
is niet op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen, omdat
er voorafgaand aan het besluit geen goed overleg is gevoerd
en de bepalingen van de (concept)bestuursovereenkomst met
betrekking tot de geldende opzeggingstermijnen van 24
maanden ter beëindiging van het subsidie niet zijn nage
leefd. Ook werd het niet juist geacht te besluiten tot het
beëindigen van het subsidie, terwijl er op bestuurlijk
niveau door de subsidiënten van de SBK is afgesproken dat
het resultaat van het aangekondigde provinciaal onderzoek
naar het meer marktgericht functioneren van de SBK zou
worden afgewacht.
Na voornoemd raadsbeluit is door ons college bezien op
welke wijze en op welk tijdstip de stopzetting van het
gemeentelijk subsidie aan de SBK binnen de kaders, zoals
aangedragen door de Raad, wel zou kunnen plaatsvinden.
Terzake is overleg gevoerd met de andere subsidiënten van
de SBK - de gemeenten Heerenveen en Smallingerland en de
provincie Friesland -, alsook met het bestuur van de SBK.
Tijdens de besprekingen is namens ons college het uitgangs
punt van het per 1 januari 1996 beëindigen van het subsidie
aan de SBK door de gemeente Leeuwarden aan de orde gesteld.
Uit de gevoerde besprekingen is het ons duidelijk geworden
dat de andere subsidiënten naar aanleiding van dit voorne
men van de gemeente Leeuwarden zich nader zullen beraden
over de toekomstige positie van de SBK, waarbij dan reke
ning gehouden zou (kunnen) worden met de resultaten van
voornoemd provinciaal onderzoek. De uitkomsten van dat
onderzoek kunnen in de loop van 1994 tegemoet worden ge
zien