3Reactie van Burgemeester en Wethouders
Het hoofd van de afdeling Samenlevingszaken en Cultuur van de dienst
Welzijn heeft namens Burgemeester en Wethouders op 2 februari 1994 op het
bezwaarschrift gereageerd. Deze reactie komt op het volgende neer.
Het College van Burgemeester en Wethouders heeft op 17 juni 1993 een brief
gestuurd aan alle organisaties die in 1993 een subsidie hebben ontvangen op
basis van de Verordening Vrijwillig jeugdwerk. In deze brief is medegedeeld
dat het College, in verband met de financiële situatie van de gemeente,
besloten had om de Raad voor te stellen het budget voor het vrijwillig
jeugdwerk met ingang van 1995 met 47.000,= te verminderen. In de brief
van 2 december 1993 zijn deze organisaties van het raadsbesluit hierover op
de hoogte gesteld.
In de brief van 17 juni 1993 wordt slechts melding gemaakt van het aan
scherpen van de subsidiecriteria, zonder nadere precisering. Uit het feit
dat het jaarlijkse beschikbare budget voor het vrijwillig jeugd- en
jongerenwerk met dit bezuinigingsvoorstel voor meer dan de helft zou worden
gehalveerd, kon worden afgeleid dat dit een nadere beleidskeuze zou
impliceren.
Het College heeft, bij het opstellen van de bezuinigingsvoorstellen 1993-
1997, ervoor gekozen de bezuinigingen te realiseren door het afstoten van
taken in plaats van het hanteren van de kaasschaafmethode1Binnen het
welzijnswerk heeft het College prioriteit toegekend aan de subsidiëring in
de zorgsectorConform deze beleidskeuze is besloten om het nog beschikbare
budget met ingang van 1995 in te zetten voor activiteiten voor jongeren die
wegens lichamelijke, geestelijke of sociale omstandigheden niet in staat
zijn aan reguliere activiteiten deel te nemen. In 1994 zal de Verordening
Vrijwillig jeugdwerk aan deze beleidswijziging worden aangepast.
4 Terinzagelegging van de stukken van de hoorzitting
De achterliggende stukken hebben vanaf 9 februari 1994 ter inzage gelegen
en zijn aan reclamanten toegezonden.
De hoorzitting van de raadsadviescommissie voor de beroep- en bezwaar
schriften heeft op 23 februari 1994 plaatsgevonden. Op deze hoorzitting
zijn de standpunten toegelicht.
5Overwegingen en advies van de commissie
Naar aanleiding van de stukken en hetgeen op de hoorzitting naar voren is
gebracht heeft de commissie het navolgende overwogen.
Het raadsbesluit om slechts de activiteiten voor jongeren, die wegens
lichamelijke, geestelijke en sociale omstandigheden niet in staat zijn aan
reguliere activiteiten deel te nemen, te subsidiëren, is een besluit van
algemene strekking. Een zodanig besluit is, op grond van artikel 2, tweede
lid sub a, geen beschikking in de zin van de Wet Administratieve Recht
spraak Overheidsbeschikkingen.
De commissie is ook van mening dat de brief van Burgemeester en Wethouders,
waarin medegedeeld werd dat het subsidiebudget met ingang van 1995 wordt
aangewend ten behoeve van activiteiten voor jongeren die wegens lichamelij
ke, geestelijke of sociale omstandigheden niet in staat zijn aan reguliere
activiteiten deel te nemen, slechts een brief van informatieve aard en dus
geen beschikking is.
In de bijsluiter bij deze brief werd gewezen op de mogelijkheid om een
bezwaarschrift in te dienen tegen de, in de brief medegedeelde, beslissing
van de Raad. De commissie overweegt dat dit verwarrend was. De commissie is
echter van oordeel dat de algemene strekking van het besluit van de Raad,
niet door de bijsluiter wordt aangetast.
De commissie concludeert dat reclamanten mitsdien in hun bezwaren niet
kunnen worden ontvangen.
Ten overvloede merkt de commissie het volgende op.
Hoewel de subsidies op grond van de Verordening Vrijwillig jeugdwerk geen
structurele subsidies zijn, heeft de Raad ervoor gekozen de bezuinigingen
niet eerder te laten ingaan dan met ingang van 1995. Reclamanten, waarvan
verwacht mag worden dat ze in 1995 niet meer voor subsidie in aanmerking
komen, hebben anderhalf jaar de gelegenheid gekregen om andere financie
ringsbronnen aan te boren dan wel de activiteiten aan te passen of de
kosten te verlagen.
De commissie is van mening dat reclamanten ruim van te voren, reeds in juni
1993, op de hoogte zijn gebracht van het voornemen om het beschikbare
subsidiebudget met ingang van 1995 te verminderen en de subsidiecriteria
aan te scherpen. De commissie betreurt dat in de brief van 17 juni 1993,
hoewel duidelijk aangegeven stond dat de subsidiecriteria zouden worden
aangescherpt, geen nadere precisering over de aanscherping van de subsidie
criteria is opgenomen.
Reclamanten hebben de mogelijkheid tot inspraak gehad in de vergadering van
18 oktober 1993 van de raadsadviescommissie voor Onderwijs en Samenlevings
zaken,
De commissie is van oordeel dat de besluitvorming rondom de beleidswijzi
ging aan de eisen van zorgvuldigheid heeft voldaan.
De gemeente was, in verband met de financiële situatie, genoodzaakt tot het
maken van keuzes bij het verdelen van de subsidiegelden. De Raad is bevoegd
het beleid ten aanzien van het verlenen van subsidies te wijzigen.
De commissie adviseert de Raad reclamanten in hun bezwaren niet ontvanke
lijk te verklaren.
Leeuwarden, 22 maart 1994
Voorzitter, Wnd. secretaris,
w.g. w.g.
drs. A.A.J.S. van de Gevel. mr. W.L. van Harinxma thoe Slooten
3