Blad 4 een aantal randvoorwaarden. De kunstzinnige vorming moet met ingang van 1994 structu reel f 6 ton bezuinigen. Onder het juk van een dergelijke taakstelling is de samenvoeging van twee instituten een niet geringe opgave. U hebt bij uw besluit om f 6 ton te bezuinigen op de kunstzinnige vorming een fusie tussen in stituten weliswaar niet dwingend willen opleggen, maar de instituten zelf beschouwen integratie vanwege de hierboven genoemde redenen inmiddels wenselijk en zelfs noodzakelijk. Om de beoogde samenwerking tot stand te kunnen brengen zal echter moeten worden voldaan aan een aantal voorwaarden: a. huisvesting. Voorwaarde voor het welslagen van integratie van de beide instituten is op de allereerste plaats huisvesting onder één dak, in een gebouw met een 'eigen gezicht' dat goed bereikbaar is. Exploitatie van één gebouw is efficiënter en goedkoper dan het beheer van meerdere locaties. Gezamenlijke huisvesting bevordert bovendien de integratie tussen personeel en cur sisten van de 'bloedgroepen' b. zelfstandigheid en flexibiliteit. De wijze waarop het GML is ingebed in het gemeentelijk ap paraat, heeft in het verleden nogal eens een belemmering gevormd voor snel en adequaat handelen. Dat heeft zowel te maken met de gemeentelijke status, als ook met de wijze waarop de administratie van het GML is georganiseerd; een gedeelte daarvan wordt immers uitgevoerd bij de afdeling FIA van de Dienst Welzijn, terwijl een gedeelte van de ad ministratieve werkzaamheden bij het instituut zelf is on dergebracht. Daarnaast voert de afdeling P O van de dienst Welzijn de salarisadministratie van het GML. Veranderend beleid, nieuwe initiatieven en uitbreiding met commerciële activiteiten hebben meer kans van slagen naar mate de besluitvorming en uitvoering sneller kunnen plaats vinden. Gelet op het feit dat de kunstzinnige vorming zich met minder middelen moet zien te bedruipen en op een aantal punten wezenlijke veranderingen gaat doorvoeren, zijn daad kracht en slagvaardigheid essentieel. De produktomschrijving zoals hierboven is genoemd, vergt een organisatie die zich flexibel kan opstellen, en die een grote mate van vrijheid heeft in het nemen van besluiten over beleid en financiën. In feite is er sprake van een projectorganisatie, waarin veel mensen met kleine(re) aan stellingen werken die ieder vanuit hun (artistieke) deskun digheid de verantwoordelijkheden dragen voor een kwali- teitsprodukt en een goede dienstverlening. Blad 5 IV. DE TWEE ONDERZOCHTE OPTIES. Zoals in de inleiding is vermeld, hebben wij twee opties om te komen tot een geëintegreerd instituut voor de kunstzin nige vorming nader onderzocht. Het betreft de optie commis sie ex artikel 82 en de ROC-optie. In deze paragraaf zullen wij eerst ingaan op de inhoud van deze opties. Vervolgens zullen wij globaal ingaan op de personele consequenties en op de standpunten en conclusies naar aanleiding van het onderzoek. 1. De optie commissie ex artikel 82. Zoals gesteld is de meest voor de hand liggende stap een daadwerkelijke privatisering en fusie van het GML met de stichting Kreativiteitscentrum de Blauwe Stoep en de stich ting Kunstwerkplaats Vredeman de Vries. Waarschijnlijk kan de kunstzinnige vorming zich het beste ontwikkelen onder leiding van één directie en onder de verantwoordelijkheid van één bestuur. Wij hebben er echter al op gewezen dat volledige privatisering van het GML op dit moment te grote financiële consequenties heeft. De taakstelling van f 6 ton op de kunstzinnige vorming zou tegelijkertijd grotendeels teniet worden gedaan: de personeelslasten voor het GML zou den bij overgang naar de CAO-Kunstzinnige Vorming op jaar basis minimaal f 220.000,= stijgen als gevolg van de netto netto garantie en stijging van het werkgeversaandeel. Daar naast zou de eenmalige IZA-afkoopsom nog eens f 5 0.000,= bedragen. De huidige ontwikkelingen m.b.t. de status van de ambtenaar geven niet de indicatie dat voor het zittende personeel garanties komen te vervallen. De commissie ex artikel 82 zou de financiële barrières die een fusie opwerpt, voor een belangrijk deel kunnen wegne men Uitgangspunt hierbij is dat de kunstzinnige vorming uitein delijk moet worden ondergebracht in één zelfstandig, pri vaatrechtelijk instituut. Vanwege de ambtenarenstatus van het GML-personeel kan de gemeente voorlopig (met de huidige verplichtingen de eerste 20 jaar) niet bezuinigen op de personeelslasten. De commissie ex artikel 82-variant maakt het mogelijk om de inhoudelijke, organisatorische en finan ciële voordelen van één gecombineerd instituut voor de kunstzinnige vorming in belangrijke mate toch te creëren, ondanks het feit dat er in met name juridische en rechtspo sitionele zin verschillen blijven bestaan. In de uitwerking van deze optie is met name het volgende punt van belang De invulling van stichtingsbestuur/commissie ex artikel 82 (zoals gezegd een een volledige personele unie van bestuur)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1994 | | pagina 190