3. Indien de belastingplicht in de loop van het belas tingjaar eindigt, danwel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op schriftelijk verzoek op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als dat er in dat jaar, na het einde van de belasting plicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Ten aanzien van de belastingplichte aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar hij voor het laatst aangifte heeft gedaan, tenzij blijkt dat het aantal honden waarvoor hij belas tingplichtige is, wijziging heeft ondergaan of zijn belastingplicht is geëindigd. Termijn van betaling Artikel 10 1. De belasting moet tegelijk met het doen van de aangifte worden betaald binnen één maand na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. 2Een aanslag in deze belasting is invorderbaar in één termijn welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet. Machtiging tot overdracht van bevoegdheden Artikel 11 1. Het College van Burgemeester en Wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met be trekking tot het verdagen van de uitspraak op het be zwaarschrift voor ten hoogste een jaar. 2Het College van Burgemeester en Wethouders kunnen één of meer gemeente-ambtenaren aanwijzen die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wet telijke bepaling betreffende de heffing en de invorde ring van hondenbelasting. Verzending van aanslagen Artikel 12 Het College van Burgemeester en Wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljet ten, ingevolge artikel 8, le lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, 2e lid, van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611) bedoelde gemeente-amb tenaar een andere gemeente-ambtenaar in de plaats treedt. Nakoming van verplichtingen Artikel 13 De verplichtingen bedoeld in de artikelen 57, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) gelden mede jegens de door het College van Bur gemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen. Toepasselijk verklaring renteregels Invorderingswet 1990 Artikel 14 1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente, vindt toepassing op de invor dering van hondenbelasting. 2. De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990, vindt daarbij overeenkomstig toe passing Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 15 1. De "Verordening hondenbelasting Leeuwarden van 15 sep tember 1977", goedgekeurd bij besluit van 27 september 1977, nr. 1 en sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan. 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1994 | | pagina 237