Blad 4
6. Van buitenbrievenbussen, welke voldoen aan de in het
artikel 9a van het Postbesluit 1955 vereiste normen
omtrent de plaats, de afmetingen en andere hoedanighe
den van inrichtingen, bestemd voor het ontvangen van
poststukken
7. Voor versieringen, aangebracht tijdens en ter gelegen
heid van nationale- of plaatselijke feesten, winkelwe
ken en dergelijke.
8. Voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen
van de ANWB en van andere overeenkomstige instellin
gen
9. Voor het hebben van halteborden welke op de route van
openbare vervoersbedrijven zijn geplaatst.
10. Voor het hebben van borden, masten, palen e.d., welke
in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke
lichamen zijn aangebracht.
11. Van kelderingangen, licht- en luchtopeningen en/of
stoeptreden, welke in en/of op aan de gemeente om niet
tegen betalingen van ten hoogste f 1,- afgestane grond
aanwezig waren op het tijdstip van overdracht.
12. Voor het hebben van een onverlicht naambord boven de
openbare gemeentegrond, mits de grootste afmeting niet
meer bedraagt dan 0,60 m en het bord niet meer ver
meldt dan de naam, het beroep of de aard van het be
drijf - eventueel aangevuld met enige zakelijke mede
delingen hierop betrekking hebbende, waarmede geen
reclame wordt beoogd - van respectievelijk de persoon,
instelling of onderneming, gevestigd in het perceel,
waaraan het bord is aangebracht.
13. Voor het hebben van een lichtbak, lichtornament of
lichtpunt, voorzover deze dient voor gevelverlichting
14Van vlaggestokken en vlaggen zonder reclame of han
delsnaam.
15. Van buizen in de grond tot lozing van feacaliën, van
huishoud en hemelwater, voorzover aangesloten op de
openbare riolering.
16. Van luifels en overdekkingen, behorende bij winkelcen
tra
17. Van voorwerpen of werken, welke in een uitsluitend
algemeen belang voorzien, of welke uitsluitend worden
gebezigd voor weldadige doeleinden.
18. Van voorzieningen, aangebracht ten behoeve van minder-
validen voor zolang het gebruik door de aanvrager
duurt
19. Van geleidingen ten behoeve van wijk- of blokverwar-
mingssystemen (wijkvoorzieningen)
20. Van voorwerpen of werken, waarvoor krachtens een ande
re gemeentelijke heffingsverordening reeds .rechten
zijn verschuldigd.
Ontheffing
Artikel 8
Indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar
en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van
het heffingstijdvak, wordt op aanvraag van de belasting
plichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na
de verwijdering volle maanden van het heffingstijdvak.
Wijze van heffing; tijdstip verschuldigheid
Artikel 9
1. De in de tarieventabel geheven rechten, voorzover ge
heven naar een tijdvak van een jaar, worden geheven
bij wege van aanslag.
2 In alle andere gevallen worden de rechten geheven door
middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of an
dere schriftuur waarop het gevorderde bedrag is ver
meld.
Termijn van betaling
Artikel 10
1. De rechten, genoemd in artikel 6, eerste lid, moeten
worden voldaan in een termijn, welke vervalt twee
maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2. De rechten genoemd in artikel 6, tweede lid, moeten -
behoudens het gestelde in het derde lid - worden be
taald op het moment waarop een aanvraag voor het ge
bruik c.q. het hebben van voorwerpen is ingediend c.q.
een aanvang heeft genomen.
3. De rechten, geheven bij wege van nota, moeten worden
voldaan binnen veertien dagen na de dagtekening van de
nota
Voorlopige aanslag
Artikel 11
Na de aanvang van het heffingstijdvak kan aan de belasting
plichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten
hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoe
delijk zal worden vastgesteld.