c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak
voor voltijdig gebruik aangemerkt als gebruik door
degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft
gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschik
king heeft gesteld is bevoegd de belasting als zoda
nig te verhalen op degene aan wie die zaak ter be
schikking is gesteld.
3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als ge
nothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
aangemerkt degene die bij het begin van het kalender
jaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij
Blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Belastingobject
Artikel 2
Als één onroerende zaak wordt aangemerkt:
a. een gebouwd eigendom;
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat
blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonder
lijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b be
doelde eigendommen of onder c bedoelde gedeelten daar
van die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn
en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar
behoren
e. het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a of
b bedoeld eigendom, van een onder c bedoeld gedeelte
daarvan of van een onder d bedoeld samenstel
Maatstaf van heffing
Artikel 3
1. De maatstaf van heffing is de waarde in het economische
verkeer van de onroerende zaak. De waarde in het econo
mische verkeer wordt bepaald op de waarde die aan de
onroerende zaak dient te worden toegekend indien de
volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden
overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waar
in deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang
in gebruik zou kunnen nemen.
2. De maatstaf van heffing van een onroerende zaak, voor
zover die niet tot woning dient, wordt bepaald op de
vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waar
de dan ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van
Blad 3
de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met
a. de aard en de bestemming van die zaak;
b. de sedert de stichting van die zaak opgetreden tech
nische en functionele veroudering waarbij de invloed
van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.
3Met betrekking tot een gebouwd eigendom dat tot woning
dient en deel uitmaakt van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252) aangewezen land
goed, wordt in afwijking in zoverre van het eerste lid,
de heffingsmaatstaf bepaald met inachtneming van een
veronderstelde verplichting om die zaak gedurende 25
jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand
hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal
bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is.
4. Met betrekking tot een onroerende zaak als bedoeld in
artikel 2, aanhef en onderdeel e, wordt de heffings
maatstaf bepaald op een evenredig deel van de waarde
die dient te worden toegekend aan de gehele onroerende
zaak, bedoeld in artikel 2, onderdeel e.
5Bij de toepassing van het bepaalde in de voorgaande
leden blijft buiten aanmerking de waardeverhogende in
vloed van de bouw, daaronder begrepen verbouwing of
verbetering, van een onroerende zaak, zolang die bouw
nog niet voltooid of geen voltooiingsverklaring is af
gegeven, danwel zolang die onroerende zaak nog niet is
gereedgekomen voor gebruik overeenkomstig de bestemming
die met de bouw wordt beoogd.
6. Indien met betrekking tot een onroerende zaak een ge
bouwd eigendom geheel wordt verbouwd, gepaard gaande
met gedeeltelijke afbraak en met herbouw, een en ander
van een zodanige omvang dat naar maatschappelijke op
vatting met die verbouwing de stichting van een geheel
nieuw of een nagenoeg geheel nieuw gebouwd eigendom
wordt beoogd, wordt voor de duur van de verbouwing de
waarde van dat gebouwde eigendom buiten aanmerking ge
laten
7. Indien de bouw, verbouwing of verbetering zover is ge
vorderd dat een gedeelte daarvan is gereedgekomen voor
gebruik overeenkomstig de bestemming, is het bepaalde
in het vijfde onderscheidenlijk het zesde lid met be
trekking tot dat gedeelte niet van toepassing.
Vrij stellingen
Artikel 4
1. In afwijking van artikel 3 wordt bij het bepalen van de
maatstaf van heffing in elk geval buiten aanmerking
gelaten de waarde van: