3Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele guldens 4. Belastingaanslagen van minder dan f 20,- worden niet opgelegd. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffin gen aangemerkt als één belastingaanslag. Wijze van heffing Artikel 7 De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Aangifte Artikel 8 1. De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden bin nen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij het College van Burgemeester en Wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet 2. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzon derlijk raadsbesluit vastgesteld. Termijnen van betaling Artikel 9 De aanslagen moeten worden betaald in twee termijnen waar van de eerste vervalt op de laatste dag van de maand vol gend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbil jet is vermeld en de tweede twee maanden later. Machtiging tot overdracht van bevoegdheden Artikel 10 1. Het College van Burgemeester en Wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met be trekking tot het verdagen van de uitspraak op het be zwaarschrift voor ten hoogste een jaar. 2Het College van Burgemeester en Wethouders kan een of meer gemeente-ambtenaren aanwijzen die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wet telijke bepaling betreffende de heffing en de invorde ring van de onroerende-zaakbelastingen Verzending van de aanslagen Artikel 11 Het College van Burgemeester en Wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van de aanslagbil jetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorde ringswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611) bedoelde gemeente-ambtenaar een andere gemeente-ambtenaar in de plaats treedt. Nakoming van verplichtingen Artikel 12 De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door het College van Burgemeester en Wethou ders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastin gen. Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990 Artikel 13 1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invor dering van de onroerende-zaakbelastingen. 2. De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toe passing

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1994 | | pagina 255