Blad 4 geschikte locatie, waarbij gebleken was dat alle partijen zich konden vinden in een locatie ten noordoosten van Wirdum, op een perceel grond ten noorden van de Swichumer- dyk. Uit stedebouwkundige overwegingen bestonden er naar onze mening geen bezwaren tegen de aanleg van de tennisba nen. Teneinde de daadwerkelijke realisatie hiervan mogelijk te maken, was het noodzakelijk dat voor het betrokken terrein een voorbereidingsbesluit werd genomen, waartoe u op 27 april 1992 heeft besloten. Inmiddels had genoemde stichting ook een aanvraag om bouw vergunning ingediend namelijk voor een kantine en kleedge legenheid. Tegen dit bouwplan is door de heer Visser op 13 april 1992 een bezwaarschrift ingediend. In het oorspronkelijke bouwplan werd ervan uitgegaan dat zowel het clubgebouw, de oefenkooi als de parkeergelegen heid aan de westzijde van het tenniscomplex zouden worden gesitueerd, aan de kant van Swichumerdyk 31, de woning van de heer Visser. Nadat hierover overleg had plaatsgevonden, zijn de plannen zodanig aangepast dat de bouwsels evenals de parkeergelegenheid - op verzoek van de heer Visser - naar de oostkant van het terrein zijn verschoven. Met het oog op het voorkomen van mogelijke overlast als gevolg van de tennisbanen, heeft de heer Visser voorts de gemeente verzocht een strook grond met een breedte van 5 m (aanslui tend aan zijn perceel) aan hem te verkopen, teneinde dit bij zijn erf te voegen. Door dit verzoek in te willigen (tot de verkoop is besloten bij raadsbesluit van 26 oktober 1992) konden de tennisbanen op grotere afstand van de woning van de heer Visser worden aangelegd en zou mogelijke overlast zoveel mogelijk worden ondervangen. Voorts is ter beperking van eventuele overlast, aan de betrokken stich ting (de tennisclub) bij de verlening van het opstalrecht de verplichting opgelegd om aan de westzijde van het ten niscomplex tegen de (na de verkoop ontstane) grens met het eigendom van de heer Visser een beplantingsstrook (bos plantsoen) van 5 m breed aan te brengen. Wij waren en zijn ook nu nog van mening, dat hiermee op voldoende wijze rekening is gehouden met de gevolgen die voor de heer Visser uit de aanleg van de tennisbanen voort vloeien. Het qua situering aangepaste bouwplan heeft medio 1992 (opnieuw) voor een ieder ter inzage gelegen. Hiertegen zijn geen bezwaren ingediend. Wij hebben hiervoor reeds enigszins de situatie geschetst zoals die ter plaatse is ontstaan. Aan de oostkant van het perceel van de heer Visser (oude situatie) is een strook grotendeels groenblijvende beplanting aanwezig, met daarna een strook van 5 m breed (aan het perceel van de heer Blad 5 Visser toegevoegd)Daarna volgt een strook van eveneens 5 m breed (op het terrein van de tennisclub) met bosplant soen. Wij verwachten dan ook dat de tennisbanen en het hekwerk, dat (aan de binnenkant) deels tot op een hoogte van ongeveer 2 m is voorzien van groene kleden om geen last van de wind te hebben (met daarop de namen van enkele sponsors)zeker op den duur vrijwel volledig aan het zicht zullen zijn onttrokken. Over de vraag in hoeverre eventueel ook voor het overige nog met de bezwaren van de heer Visser rekening zou kunnen worden gehouden heeft enige tijd geleden een gesprek plaatsgevonden met twee bestuursleden van de tennisvereni ging. Hierbij is o.a. gebleken dat er reeds in mei 1993 overleg is geweest tussen het bestuur van de tennisvereni ging en de heer Visser. Ter afscheiding van zijn erf is door de heer Visser toen een hekwerk geplaatst (er zouden geen ballen meer onge vraagd uit de tuin worden gehaald)Voorts is de afspraak gemaakt dat de ballen die eventueel in de tuin terecht komen, eenmaal per week door een bestuurslid zouden worden opgehaald. Het bestuur heeft alle leden verzocht zich aan de gemaakte afspraken te houden. Het overleg tussen gemeente en tennisvereniging heeft voorts als resultaat gehad, dat het bestuur schriftelijk (in aansluiting op de aanvraag om bouwvergunning voor de lichtmasten) heeft verklaard, dat de hoogte van deze masten 12 a 15 m zal moeten bedragen (in het bouwplan wordt uitgegaan van een lichtpunthoogte van 15 m)hetgeen ver band houdt met het feit dat bij een hoogte van minder dan 12 m er kans bestaat op verblinding van de spelers. Overi gens merken wij in dit verband op, dat het bestemmmingsplan ervan uitgaat dat de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde (bijv. lichtmasten) niet meer dan 10 m zal bedragen. Uit stedebouwkundige overwegingen bestaan er evenwel geen bezwaren tegen om in dit opzicht uit te gaan van een maximale hoogte van 15 m. Wij stellen dan ook voor het bestemmingsplan wat dit onderdeel betreft gewijzigd vast te stellen. Uitgangspunt is voorts - aldus de verkla ring van het bestuur - dat de lichtmasten geen hinderlijke lichtinval veroorzaken buiten de inrichting. Daartoe zal zo nodig een lichtdichte afscherming worden aangebracht, die de directe en indirecte lichtinval op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen weert. Het bestuur heeft voorts verklaard, dat de baanverlichting in ieder geval uiterlijk 22.30 uur uitgeschakeld zal worden, met dien verstande dat tijdens toernooien (maximaal twee maal een dag of een weekend per jaar) de baanverlichting in ieder geval uiter lijk 23.30 uur uitgeschakeld zal worden. Indien er niet gespeeld wordt en er geen onderhoud plaatsvindt zal de baanverlichting zijn uitgeschakeld. Aldus de verklaring van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1994 | | pagina 320