b. uit te breiden of te wijzigen voorzover dit kan leiden tot een
wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheden
van het te lozen afvalwater of de te lozen afvalstoffen, danwel
tot een wijziging van de tijdsduur van de lozingen.
2Het verbod in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen die behoren
tot een door Burgemeester en Wethouders aangewezen categorie, waar
voor door Burgemeester en Wethouders nadere regels zijn gesteld. Van
het oprichten, het in werking hebben of het uitbreiden dan wel wijzi
gen geeft degene die de inrichting drijft kennis volgens de regels
van artikel 4
3Het verbod in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen waarvan de
lozing uitsluitend bestaat uit met huishoudelijk afvalwater overeen
komend bedrijfsafvalwater
4Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor inrichtingen die bij
algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen op grond van artikel
1, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Afdeling 2 Lozen overeenkomstig nadere regels na kennisgeving
Kennisgevingsplicht
Artikel 4
1. Degene die voornemens is een inrichting op te richten, behorende tot
een door Burgemeester en Wethouders krachtens artikel 3, tweede lid,
aangewezen categorie, moet hiervan 8 weken voor het oprichten aan
Burgemeester en Wethouders schriftelijk kennisgeven met inachtneming
van hetgeen hierna daaromtrent bepaald is
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot
het uitbreiden of wijzigen van een inrichting behorende tot een door
Burgemeester en Wethouders krachtens artikel 3, tweede lid aangegeven
categorie voorzover dit kan leiden tot een wijziging van de samen
stelling, eigenschappen of hoeveelheid van het te lozen afvalwater of
de te lozen afvalstoffen, danwel een wijziging van de tijdsduur van
de lozing.
3. Een kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt
ondertekend en ingediend door degene die de inrichting drijft.
4. Kennisgevingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden schrif
telijk ingediend in viervoud en bevatten in elk geval:
a. naam en adres van degene die de inrichting drijft;
b. een opgave van de wijze van lozen waaronder een nauwkeurige
opgave van de hemel- en afvalwaterstromen binnen de inrichting
alsmede een nauwkeurige karakterisering van het te lozen
afvalwater of de te lozen afvalstoffen naar samenstelling,
eigenschappen en hoeveelheden;
c. de maatregelen die zijn of zullen worden getroffen om de
belasting van het milieu die de lozing kan veroorzaken, te
voorkomen of te beperken.
5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen met
betrekking tot de inhoud van de kennisgeving en de daarbij over te
leggen bescheiden.
6Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor inrichtingen
die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen op grond van
artikel 1, tweede lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Nadere regels en voorschriften
Artikel 5
1. Voor inrichtingen waarvoor de kennisgevingsplicht als bedoeld in
artikel 4, eerste en tweede lid van toepassing is, gelden de nadere
regels opgenomen in het besluit van Burgemeester en Wethouders,
krachtens artikel 3, tweede lid.
2Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot inrichtingen als
bedoeld in het eerste lid, voorschriften opleggen ter uitvoering van
de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen een lozing vanuit een inrichting,
als bedoeld in het eerste lid, verbieden indien voorschriften rede
lijkerwijze de uitvoering van de door de waterbeheerder aan de
gemeente gegeven voorschriften niet kunnen waarborgen.
Verbodsbepalingen
Artikel 6
Het is degene bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, verboden een
inrichting die door middel van een werk afvalwater of afvalstoffen op de
riolering kan lozen of loost op te richten, in werking te hebben of uit te
breiden of te wijzigen, voorzover dit kan leiden tot een wijziging van de
samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het te lozen afvalwater of
de te lozen afvalstoffen, danwel een wijziging van de tijdsduur van de
lozing
a. zonder de kennisgeving gedaan op grond van artikel 4;
b. in afwijking van de bij de kennisgeving verstrekte gegevens;
c. in strijd met de nadere regels die krachtens artikel 5, eerste lid,
van toepassing zijn;
d. in strijd met de voorschriften die Burgemeester en Wethouders krach
tens artikel 5, tweede lid, hebben opgelegd.
Afdeling 3 Overige bepalingen ter uitvoering van de door de waterbeheerder
aan de gemeente gegeven voorschriften
Artikel 7 Vangnetbepaling
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 6 is het verboden op
de riolering op enigerlei wijze afvalwater te lozen dat, of afvalstoffen te
lozen die door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:
a. gevaar, schade of hinder kunnen opleveren voor de rioolwaterzuive
ringsinstallatie of enig ander werk dat de waterbeheerder in beheer
heeft en waarop de riolering is aangesloten of voor de goede werking
daarvan
b. schadelijk of verontreinigend kunnen zijn voor het ontvangende
oppervlaktewater
5