Begrip "werk"
Voor een "werk" in de zin van deze verordening is kenmerkend dat het
gebonden is aan een vaste plaats. Deze beperking tot vast aanwezige
aansluitingen op de riolering betekent dat alle overige wijzen van lozing,
zoals bijvoorbeeld met behulp van slangen (drainageslangen, slangen van
tankauto's), als lozingen zonder gebruik te maken van een werk zijn aan te
merken
Begrip "inrichting"
Het wetsvoorstel dat thans in voorbereiding is, ter uitbreiding van de Wet
milieubeheer met een regeling van lozingen op de riolering, zal evenals de
Wet milieubeheer nu reeds, uitgaan van de inrichting als centraal begrip.
Vooruitlopend op de uitbreiding van de Wet milieubeheer met een regeling
van lozingen op de riolering is in deze Lozingsverordening gekozen voor een
inrichtingenopzetBelangrijk voordeel hiervan is dat bij de handhaving in
situaties zonder vergunning of kennisgeving het daadwerkelijk lozen niet
hoeft te worden geconstateerd. Er kan worden volstaan met de constatering
dat een potentieel lozende inrichting zonder vergunning of kennisgeving in
werking is.
Voor het begrip "inrichting" is voor aansluiting gekozen bij de definiëring
zoals deze is gegeven in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer".
Artikel 2
Ten aanzien van dit artikel kan worden opgemerkt dat het lozen op een
straatkolk of een inspectieput niet in de Lozingsverordening riolering 1992
was geregeld.
Gedacht moet hierbij worden aan lozingen op straatkolken bijvoorbeeld bij
gevelreiniging, het wassen van auto's etc. Derhalve is door het opnemen van
dit artikel de mogelijkheid geschapen deze specifieke activiteiten te
regelen door middel van een ontheffingsregeling. Het voordeel hiervan is
dat urgente zaken door middel van een korte procedure snel geregeld kunnen
worden.
In het kader van normaal huishoudelijk gebruik kunnen lozingen op een
straatkolk plaatsvinden. Deze kunnen bijvoorbeeld optreden bij het wassen
van een auto door particulieren, het schrobben van de stoep of het lappen
van ramen. Voor deze lozingen geldt volgens lid 2 de uitzondering op het
verbod in lid 1. De uitzondering wordt beperkt tot een lozing op een
straatkolk in het kader van normaal huishoudelijk gebruik. Het lozen van
afvalwater van het toilet op een straatkolk is bijvoorbeeld niet normaal,
evenals het lozen van afgewerkte olie op een straatkolk. Ook het lozen op
een straatkolk buiten huishoudelijke situaties, bijvoorbeeld het wassen van
auto's in bedrijfsmatige omstandigheden, valt niet onder de uitzondering
van lid 2
Artikel 3
Zoals reeds vermeld bij het begrip "inrichtingen" als genoemd in artikel 1
is voor de vergunning- en kennisgevingplicht niet meer "het lozen" maatge
vend maar het in werking hebben van een inrichting zoals ook in de Wet
milieubeheer het geval is.
In deze verordening is gekozen voor een open categorie vergunningplichtige
bedrijven
14
Alle bedrijven zijn dus vergunningplichtig tenzij ze vallen onder de
uitzonderingen van lid 2 (nadere regels) of lid 3 (ontheffing voor minimaal
belastende lozers)Dit is zo geformuleerd om te voorkomen dat bepaalde
bedrijfscategorieën nergens adequaat geregeld worden. Deze verordening gaat
dus uit van een opzet welke overeenkomt met het systeem dat de Wet milieu
beheer hanteert ten aanzien van de algemene regels (artikel 8.2, lid 2, Wet
milieubeheer)
Lid 1 (vergunningplichtige inrichtingen)
Door de nu gehanteerde methodiek vervalt de noodzaak van een opsomming
zoals in de vorige verordening en als zodanig wordt hiermee de flexibili
teit van deze verordening vergroot.
Bij de in dit lid bedoelde bedrijven kan worden gedacht aan:
grafische bedrijven, met uitzondering van diepdrukkerijen met eigen
cilindervervaardiging en zeefdrukkerij en;
laboratoria, met uitzondering van geïntegreerde laboratoria die meer
dan 10.000 m3 afvalwater per jaar lozen en analytische laboratoria;
textielfabrieken, met uitzondering van textielveredelingsbedrijven;
psychiatrische ziekenhuizen, inrichtingen voor zwakzinnigen en
verpleegtehuizen;
accuf abrieken ,-
bedrijven die in verhouding tot de totale lozing op de gemeentelijke
riolering veel zuurstofbindende stoffen lozen met een jaargemiddelde
vervuilingswaarde van ten hoogste 5.000 inwonersequivalenten alsmede
een bedrijf dat gemiddeld per jaar ten hoogste 500 m3 afvalwater per
dag loost;
champignonkwekerijen;
chemicaliëngroothandels en -verwerkers
bedrijven die jaarlijks niet meer dan 1.000 auto's deconserveren;
lijmfabrieken;
optische bedrijven;
poetsdoekwasserijen;
tectyleerbedrijven;
(verfspuitinrichtingen;
vulkaniseerbedrijven.
Daarnaast kunnen ook andere categorieën relevant zijn. Te denken valt aan
bijvoorbeeld de volgende bedrijven:
schilderswerkplaatsen (die naast huishoudelijk afvalwater ook be
dri j fsafvalwater lozen)
metaalbewerkingsbedrijven;
zwembaden;
voedings- en genotmiddelenindustrie;
elektrische apparatenfabrieken
scheepswerven inclreparaties;
scheepsschilder- en schoonmaakbedrijven;
elektriciteitsproduktiebedrijven (kolen- of oliegestookt)
Overigens is het van belang te constateren dat bedrijven die net buiten de
categorieomschrijving voor nadere regels vallen, vergunningplichtig
blijven: bijvoorbeeld inrichtingen die koelwater met toevoegingen (verge
lijk artikel II, sub m van het uitvoeringsbesluit) lozen.
15