Lid 2 (nadere regels)
In deze verordening is ervoor gekozen dat de Gemeenteraad het stellen van
nadere regels overlaat aan Burgemeester en Wethouders op grond van artikel
16 9 van de Gemeentewet.
Dit schept meer flexibiliteit dan het door de Gemeenteraad zelf vaststellen
van nadere regels.
Voor de meldingsplichtige inrichtingen bevat artikel II, uit het uitvoe
ringsbesluit van Burgemeester en Wethouders, algemene voorschriften, die
volgens de terminologie van de Gemeentewet "nadere regels" heten, uitge
splitst naar de betrokken bedrijfscategorieƫnDeze nadere regels zijn
bedoeld als minimumnormen waaraan in ieder geval dient te worden voldaan.
Lid 3 (ontheffing voor minimaal belastende lozers)
Naast de onder de nadere regels vallende bedrijven maakt de nieuwe veror
dening een tweede uitzondering op de vergunningplicht voor bedrijven die
uitsluitend met huishoudelijk afvalwater overeenkomend bedrijfsafvalwater
lozen
Dit lozen heeft nauwelijks of geen gevolgen voor de kwaliteit van het
oppervlaktewater. Hierbij moet gedacht worden aan kantoren, magazijnen,
scholen, handelsondernemingen en winkels voorzover deze uitsluitend met
huishoudelijk afvalwater overeenkomend bedrijfsafvalwater lozen. In tegen
stelling tot de bedrijven in het tweede lid hoeven deze zich ook niet
ingevolge artikel 4 te melden.
Artikel 4
De regeling in de artikelen 4 tot en met 6 heeft betrekking op zogenaamde
lichtere gevallen: lozingen vanuit inrichtingen waarvoor noch een vergun
ning van de waterkwaliteitsbeheerder op grond van de WVO noch op grond van
artikel 3, lid 1 van deze verordening is vereist. Deze afbakening is tot
uitdrukking gebracht in artikel 4, lid 6 van het model en artikel 3, tweede
lid.
In aanvulling op het derde lid is in artikel 2:1 van de Algemene wet
bestuursrecht bepaald dat een ieder zich ter behartiging van zijn belangen
kan laten bijstaan of door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen.
Burgemeester en Wethouders kunnen danwel van de gemachtigde een schrifte
lijke machtiging verlangen.
De gegevens die tenminste bij de kennisgeving moeten worden verstrekt, zijn
in lid 4 opgesomd.
Het gestelde onder c van het vierde lid in dit artikel is opgenomen met als
doel die gegevens van de aanvrager te verlangen die inzicht geven in de
getroffen of te treffen maatregelen ter voorkoming etc. van de belasting
van het milieu. Daaronder kan bijvoorbeeld een saneringsplan of een
dimensioneringsberekening vallen. Onder het milieu in deze verordening
wordt mede het riool bedoeld.
Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van lid 5 nadere regels hierom
trent stellen.
16
Artikel 5
Lid 1 geeft aan dat deze opsomming thans in het uitvoeringsbesluit van
Burgemeester en Wethouders is terug te vinden, met als voordeel een grotere
flexibiliteit, zie ook de toelichting bij artikel 3, tweede lid.
In een aantal gevallen zullen de nadere regels in artikel II, uit het
uitvoeringsbesluit van Burgemeester en Wethouders, niet toereikend zijn.
Daarom verschaft artikel 5, lid 2 aan Burgemeester en Wethouders de
bevoegdheid om in individuele gevallen voorschriften op te leggen. Het
opleggen van voorschriften is een Arob-beschikking
Volgens artikel 5 kunnen Burgemeester en Wethouders voorschriften opleggen
zowel in de periode tussen kennisgeving en lozing, als daarna.
Artikel 7
Dit artikel bevat een "restverbod"verbod van andere lozingen dan die
welke reeds zijn verboden in de voorafgaande artikelen. Het betreft hier in
principe zowel bedrijfsmatige als andere lozingen.
Denk aan het tegengaan van "abnormale" lozingen vanuit woonruimten, bij
voorbeeld door beoefenaren van een chemische liefhebberij of fotohobby.
Artikel 8
Dit artikel beoogt rioolbescherming. Het gaat hier dus niet om de be
scherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Onderdeel b van lid 1 is opgenomen ten behoeve van de noodzaak van tijd tot
tijd het slib uit het rioolstelsel te verwijderen. Uit de meeste riolerin
gen wordt het slib door middel van doorspoeling afgevoerd naar de zuive
ringsinstallatie, onderscheidenlijk het oppervlaktewater, maar voor
rioolstelsels met weinig of geen verval blijkt zulks niet afdoende te zijn.
Zou het afgezogen slib sterk chemisch verontreinigd zijn, dan wordt het
voor de gemeente moeilijk dit kwijt te raken. Op grond van lid 6 beschikt
het gemeentebestuur over de mogelijkheid om waar nodig nadere voorschriften
op te leggen die zijn bedoeld om ertoe bij te dragen dat te hoge concentra
ties van chemische stoffen in het slib worden voorkomen.
Ter verbijzondering van lid 1, bevat lid 2 algemene regels voor lozingen
met of zonder werk.
Lid 2 verbiedt onder d en e ondermeer het lozen van vaste afvalstoffen met
behulp van versnijdende apparatuur en installaties.
De pH-waarde is opgetrokken naar 10 en geldt voor zowel de etmaal-, als de
piekwaarde
In lid 2, onder h, is het verbod rechtstreeks vanuit septictanks, rot-
tingsputten en beerputten op de riolering te lozen opgenomen om aanrotting
van het afvalwater zoveel als mogelijk te voorkomen.
In lid 4 is voor de benaming controlevoorziening gekozen waardoor meer
aansluiting is gevonden bij de praktische uitvoering van de verordening. In
plaats van altijd een controleput kan nu daar waar een controleput bezwaar
lijk is, desgewenst ook worden volstaan met bijvoorbeeld een aftapkraan bij
een apparaat, een toestel, een machine of bijvoorbeeld de sifon van een
wasbak
17