AARD VAN HET VERVOLG
- melder ziet af van vervolg 2
- melder onderneemt zelf vervolg 6
- gemeente onderneemt vervolg 10
- vervolg niet nodig 22
- vervolg onbekend 14
TOTAAL 54
AANTAL EN AARD VAN DE MELDINGEN OVER 1989 T/M 1992
1989
1990
1991
1992
- bedrijf of instelling
6
7
8
9
- perso(o)n(en)
8
3
5
6
- groep/organisatie
-
1
2
7
- gemeente of andere overheid
-
1
7
5
- politie
-
2
-
2
- scheldpartijen, -brieven e.d.
5
12
15
40
TOTAAL AANTAL MELDINGEN
19
29
37
70
3 AANTAL EN AARD VAN DE MELDINGEN
Het totaal aantal meldingen in 1993 bedraagt 54. Hierbij zijn de zogenaamde
oneigelijke meldingen, zoals anonieme, al dan niet discriminerende brieven,
kaarten en telefoontjes inbegrepen. Na aftrek van laatstgenoemde categorie
ad in totaal 13 meldingen, bedraagt het aantal feitelijke klachten 41. Ter
vergelijking worden ook de cijfers over 1992 vermeld te weten respectieve
lijk 40 en 30.
Op grond van voorgaande cijfers kan een stijging van het aantal feitelijke
en een daling van het aantal oneigelijke meldingen worden geconstateerdMet
betrekking tot de daling van het aantal oneigelijke meldingen wordt het
volgende opgemerkt. In 1992 hadden deze meldingen grotendeels betrekking op
een onbekende schrijver van briefkaarten met racistische teksten. In 1993
heeft de gemeente aanzienlijk minder van deze briefkaarten ontvangen. De
indruk bestaat dat de betreffende schrijver zijn werkterrein aan het
verleggen is. Zo zijn er in de stad racistische leuzen geschilderd, die
volgens de politie vermoedelijk van dezelfde persoon afkomstig zijn. In
1993 heeft de politie een grootscheepse aktie opgezet om de bedoelde
persoon te ontmaskeren. Helaas heeft deze aktie niet het gewenste resultaat
opgeleverd. Het onderzoek staat nu, zolang er geen nieuwe aanwijzingen bij
de politie binnenkomen, stil.
Met betrekking tot de categorie echte meldingen kan een stijging van 30
naar 41 worden geconstateerd. Hierbij valt het volgende op.
Het aantal meldingen m.b.t. racistische leuzen op gebouwen e.d. is gestegen
van 4 in 1992 tot 9 in 1993.
Of deze stijgende lijn zich voortzet is op dit moment onduidelijk. Ter
illustratie wordt nog opgemerkt, dat uit cijfers van het Landelijk Bureau
Racismebestrijding over de periode oktober 1992 t/m juli 1993 blijkt dat op
landelijk niveau het aantal meldingen m.b.t. leuzen nogal varieert, maar
geen duidelijk stijgende lijn vertoont.
In verband met de toename van het aantal meldingen m.b.t. racistische
leuzen wordt de noodzaak onderkend om binnen het gemeentelijk apparaat
goede afspraken te maken inzake een snelle verwijdering. Daartoe zal op
korte termijn nader overleg worden gevoerd.
Ook de categorie melding m.b.t. bedrijven of instellingen is toegenomen van
9 in 1992 tot 18 in 1993. Overigens moet worden opgemerkt dat in 8 gevallen
duidelijk geen sprake was van discriminatie, terwijl 3 meldingen als
grensgeval moeten worden aangemerkt, waarbij de discriminatie niet echt
boven tafel is gekomen. Van de overige 7 meldingen hebben 4 betrekking op
verhuurders terwijl 3 betrekking hebben op publicaties van onderwijsinstel
lingen, die kwetsende passages bevatten. Gelet op het feit dat bij 8 van de
18 meldingen geen discriminatie in het spel was terwijl dit bij 3 meldingen
twijfelachtig is, moet worden geconstateerd dat discriminatie door bedrij
ven of instellingen in 1993 feitelijk niet is toegenomen t.o.v. 1992.
Tenslotte is ook de categorie meldingen betreffende discriminatie door
buren, familieleden e.d. toegenomen van 6 meldingen in 1992 tot 10 in 1993.
Hoewel de stijging procentueel vrij hoog is, moet echter worden overwogen
dat een feitelijke toename met 4 meldingen in een stad als Leeuwarden te
gering is om hier conclusies aan te verbinden m.b.t. de (onverdraagzaam
heid van de burgers.