In de GWW-sector heeft de omvang van het onderhoudsegment zich gestabiliseerd. Dit in
tegenstelling tot de nieuwbouw, waar geleidelijk weer groei plaats vindt. In 1993 hebben
de GWW-bedrijven een terugval in winstgevendheid gehad, kwamen de prijzen onder
druk en daalden de winstmarges. Herstel van deze situatie heeft in 1994 niet plaats
gevonden. Een uitzondering vormen het maken van beheersplannen voor en het onder
houd van de rioleringen. Hier zal de komende decennia groei van de markt optreden.
De straatmakersbedrijven werden in 1994 geconfronteerd met een stagnerende vraag. Ook
ondervinden zij naast concurrentie vanuit de (overige) bouwnijverheid concurrentie vanuit
de landbouwsector en de hoveniersbedrijven. De werkgelegenheid is in 1993 met 3%
teruggelopen.
Het particuliere hoveniersbedrijf is een betrekkelijk kleinschalige bedrijfstak. Overheids
opdrachten, de aanleg en het onderhoud van buitenbeplantingen in met name gemeenten
zijn voor deze sector van groot belang. Vooral de grotere ondernemingen zijn afhankelijk
van gemeenten. Aan de jarenlange groei van dit deel van de markt lijkt een einde te zijn
gekomen, mede door de sociale werkvoorzieningsbedrijven die steeds meer op de markt
van de groenvoorzieningen penetreren. Kleinere ondernemingen die zich richten op
opdrachten van particulieren zijn hierdoor in het voordeel. Er is al enkele jaren een
structurele overcapaciteit.
De cultuurtechnische bedrijven bieden een assortiment van diensten aan die lijken op die
van ingenieursbureaus die niet alleen ontwerpen en adviseren maar die ook zelf werken
uitvoeren. De meest bekende bedrijven uit deze sector zijn Heidemij, Oranjewoud en
Grontmij. Daarnaast zijn vele kleinere ondernemingen werkzaam met gemiddeld zeven
werkzame personen.
Kansen en bedreigingen
Uit het bovenstaande blijkt dat activiteiten die zijn gericht op het beheer en het onderhoud
van de openbare ruimte nauwelijks groei laten zien. De markten zijn verzadigd en intrede
zal, behalve de kleinere starters, zeer veel moeite kosten. De verwachting is dan ook
gerechtvaardigd dat een verzelfstandigd Stadsbeheer in beperkte mate en vooral door de
verkoop van zijn produkten eventueel aan vooral andere gemeenten zijn diensten zal
kunnen aanbieden. Ook voor het beheer en het onderhoud van de openbare ruimte geldt
dat, evenals bij de ingenieursdiensten, het unieke verkoopargument nog vorm moet
krijgen en herkenbaar zal moeten worden gemaakt in de dienstverlening aan derden. Het
behoud van Leeuwarden als opdrachtgever gedurende onbepaalde tijd lijkt daarbij de
enige mogelijkheid is om als verzelfstandigde onderneming het hoofd boven water te
houden.
De prijs en de kwaliteit.
De gemeentelijke tarieven bewegen zich voor het onderhoud van de openbare ruimte rond
de fl. 55,- voor uitvoerende werkzaamheden en exclusief de opslag voor overhead van ca.
fl. 11,50 per uur. Een manuur kost derden dus ongeveer fl. 66,- exclusief BTW.
Vergelijking met particuliere aannemers levert verschillen op van gemiddeld ongeveer fl.
20,- tot fl. 25,- per manuur. Dit verschil wordt veroorzaakt door de hogere directe
loonkosten bij de gemeentelijke dienst, een aanzienlijke overhead-opslag, de hogere
loonkosten als gevolg van de gemiddeld hogere leeftijd van de gemeentelijke medewer-
16
kers, de tot verhoudingsgewijs lagere produktiviteit, maar ook door het feit dat de
gemeente wat "meer biedt voor het geld". In de genoemde tarieven zijn namelijk ook de
kosten voor taken als de stadsdeelcoördinatie, het wijkgericht werken en de (groen-)
voorlichting versleuteld. Dat de leeftijd een belangrijke rol zal spelen bij de prijsvorming
blijkt uit het gegeven dat 78 procent van het uitvoerend personeel ouder is dan veertig
jaar en dat 1,6 (een-komma-zes) procent jonger is dan 30 jaar! De lagere produktiviteit is
voor een deel het gevolg van wat de overheidscultuur genoemd kan worden. Ze hangt
daarnaast samen met het feitelijk aantal produktieve uren waarmee wordt gerekend in
verband met verlof, indirecte uren en het ziekteverzuim. Afgezien van het harder en
zakelijker regime dat de produktiviteit verhoogt, kan deze bij particuliere bedrijven wat
geflatteerd worden door het feit dat men bij langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid en
in perioden van overbezetting of verlet de lasten wat eerder naar de maatschappij
(Ziektewet, WW en WAO) kan "toe schuiven". De huidige kosten- en tariefstructuren van
de afdelingen Groenonderhoud, Recreatie en Begraafplaatsen, Sport en Recreatie en Weg
en Waterbouw vormen een belemmering voor een functioneren op de markt.
De kwaliteit van het werk van de gemeentelijke afdelingen is geen belemmering voor een
externe verzelfstandiging. Wel zal de prijs-prestatieverhouding kunnen verbeteren door
verbetering van de bedrijfsvoering.
5.3 Afvalinzameling en gemeentereiniging
De sector afvalinzameling en gemeentereiniging kent de laatste jaren een grote dynamiek.
Na de komst van de Amerikaanse afval-gigant Brown Ferris Industries (BFI) naar
Nederland heeft dit bedrijf op een enkeling na alle grote en vele kleine particuliere
inzamelbedrijven overgenomen. Buiten Friesland bedient BFI een zeer groot aantal van de
kleine en middelgrote gemeenten. In Friesland heeft het bedrijf nog geen voet aan de
grond gekregen bij de inzameling van huishoudelijk afval. Wel is dit het geval in de
sector bedrijfsafvalstoffen. De bij de afvalinzameling en de mechanische gemeentereini
ging gebruikte technologie en bedrijfsvoering vragen vaker om vergroting van de schaal
van opereren die voordelen biedt bij de ontwikkeling en toepassing van technieken en bij
de beoordeling en inkoop van materieel. Om het rendement van investeringen te verhogen
zijn in toenemende mate een effectiever inzet van materieel en een flexibele inzet van
personeel nodig. Sinds kort is een groep grotere gemeenten een samenwerking gestart om
als overheden ook beter gebruik te kunnen gaan maken van de voordelen van schaalver
groting bij de uitvoering van verschillende ondersteunende werkzaamheden, zoals de
selectie van inzamelsystemen, inkoop en onderzoek. Ook Leeuwarden heeft zich bij dit
samenwerkingsverband aangesloten.
Kansen en bedreigingen.
Zoals het ook voor andere gemeenten in het land geldt zullen ook de meeste Friese
gemeenten de komende jaren worden geconfronteerd met de afweging tussen het uitbeste
den en de uitvoering in eigen beheer. Tegen deze achtergrond zullen zich in de nabije
toekomst ook voor Stadsbeheer verschillende kansen voordoen waar een verzelfstandigd
bedrijf gebruik van kan maken: Men kan samenwerkingsverbanden aangaan, uitbesteed
werk van derden aannemen, of zelfs diensten van andere gemeenten overnemen. Steeds
zal dan gelden dat het verzelfstandigde bedrijf zich met zijn prijs-prestatieverhouding zal
moeten kunnen meten met de particuliere sector.
17