Blad 42
recht op een uitkering waarvan de duur wordt vastge
steld
a voor de betrokkene, die in de periode van 12 maan
den, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, in
ten minste 26 weken als werknemer, als bedoeld in
artikel 3 van de Werkloosheidswet, werkzaam is ge
weest, ingevolge artikel 11:7;
b voor de betrokkene die een diensttijd heeft van ten
minste drie jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het
ontslag, ingevolge artikel 11:7, danwel wanneer het
bepaalde in artikel 11:8, eerste lid, daartoe aan
leiding geeft ingevolge artikel 11:8, tweede lid
en, indien van toepassing, artikel 11:8, vierde
lid.
2 Indien het ontslag ingaat binnen 12 maanden na afloop
van perioden waarin de betrokkene ten gevolge van ar
beidsongeschiktheid verhinderd was werkzaamheden te
verrichten, of werkzaamheden heeft verricht als be
doeld in artikel 8 van de Werkloosheidswet en hij de
hoedanigheid van werknemer heeft herkregen, wordt de
in het eerste lid, onder a, bedoelde periode van 12
maanden, verlengd met de duur van de perioden van de
bedoelde verhindering.
3 De in een week verrichte werkzaamheden worden slechts
in aanmerking genomen, voorzover zij betrekking heb
ben op de dienstbetrekking waaruit de betrokkene is
ontslagen en op een of meer dienstbetrekkingen waar
voor eerstgenoemde dienstbetrekking in de plaats is
gekomen en, voorzover deze niet reeds eerder in aan
merking zijn genomen, voor een recht op uitkering.
4 Met weken, bedoeld in de voorgaande leden, worden ge
lijkgesteld weken, waarover de betrokkene zonder te
werken loon heeft ontvangen.
5 De regels, die gesteld zijn krachtens artikel 17,
vierde en vijfde lid, van de Werkloosheidswet, zijn
van overeenkomstige toepassing.
6 In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wethou
ders bepalen dat, wanneer niet aan de verplichting,
bedoeld in artikel 11:21, tweede of derde lid, is
voldaan, het recht op uitkering ingaat met de dag
waarop de inschrijving bij het arbeidsbureau van zijn
woonplaats heeft plaatsgehad.
7 Geen recht op uitkering bestaat
a indien de betrokkene op dat moment recht heeft op
een WAO-conforme uitkering, berekend naar een ar
beidsongeschiktheid van 80% of meer;
b indien de betrokkene terzake van dat ontslag recht
heeft op suppletie als bedoeld in Hoofstuk 11a van
deze regeling;
c indien de betrokkene op de dag van het ontslag de
leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
d indien het ontslag aan eigen schuld of toedoen is
Blad 43
te wijten;
e indien het ontslag naar het oordeel van Burgemees
ter en Wethouders geacht moet worden niet te leiden
tot onvrijwillige werkloosheid;
f voor de betrokkene, die de leeftijd van 55 jaar nog
niet heeft bereikt, aan wie schriftelijk is medege
deeld, dat hem eervol ontslag zal worden verleend
en die na die mededeling een hem aangeboden betrek
king, welke mede in verband met zijn persoonlijk
heid en zijn omstandigheden voor hem passend is te
achten, heeft geweigerd te aanvaarden.
8 De betrokkene, bedoeld in het zevende lid, onder a,
heeft recht op uitkering met ingang van de dag waarop
de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager
percentage wordt vastgesteld dan 80%. De hoogte van
deze uitkering wordt vastgesteld, te rekenen vanaf de
datum van ontslag, op grond waarvan recht op WAO-con-
forme uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met
een invaliditeitspensioen, is ontstaan. Ter bepaling
van de duur van de uitkering wordt voor de toepassing
van
a artikel 11:7 als ingangsdatum uitgegaan van de da
tum met ingang waarvan de mate van arbeidsonge
schiktheid op een lager percentage wordt vast
gesteld, waarbij voor de toepassing van het vierde
lid tevens een WAO-conforme uitkering, in voorko
mend geval vermeerderd met een invalidi
teitspensioen, vastgesteld naar een mate van ar
beidsongeschiktheid van 80% of meer mede in aanmer
king wordt genomen,
b artikel 11:8 als uitgangspunt uitgegaan van de da
tum van ontslag.
9 Burgemeester en Wethouders beslissen over de toeken
ning van uitkering op aanvraag door de betrokkene
Duur van de uitkering
Artikel 11:7
1 De uitkeringsduur is 6 maanden, met ingang van de dag
waarop het ontslag ingaat
2 Indien de betrokkene
a in de periode van 5 jaar, onmiddellijk voorafgaande
aan het ontslag, ten minste gedurende 3 jaar als
werknemer, als bedoeld in artikel 3 van de
Werkloosheidswet en in dienstbetrekking van 8 of
meer uren per week, werkzaam is geweest of
b onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag recht
heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ar
beidsongeschiktheidswet
wordt de duur van de uitkering verlengd met