Uit de vergelijking van de twee beschreven scenario's blijkt dat bij het "gericht afbou wen" van Stadsbeheer de invloed van het gemeentebestuur op de uiteindelijke vormgeving van de organisaties die de werkzaamheden gaan uitvoeren veel beperkter is dan bij het "ontwikkelen in deeltrajecten". Vanwege het belang van het financiële aspect en van de gevolgen voor de resterende gemeentelijke organisatie voor de keuze van een van de varianten wordt op deze twee punten hieronder uitgebreider op ingegaan. Doelmatigheidsverbetering: het financiële aspect. Op dit moment zijn de tarieven en prijzen die Stadsbeheer aan derden in rekening moet brengen gemiddeld te hoog voor de markt. In de afbouw-variant zullen door de gemeente direct na de uitbesteding van de taak, en dus volgens de eerder gegeven indicatie uiterlijk per 1998, de markttarieven met BTW moeten worden betaald. Tot die tijd zullen gegeven de te verwachten sociale onrust door de gemeente kosten moeten worden gemaakt om de dienstverlening op peil te houden. De transacties tussen de gemeente en de partijen die delen van Stadsbeheer kopen of delen van het personeel met hun werk overnemen, zullen in principe voor de gemeente tenminste budgettair neutraal moeten zijn. De overnemende partijen verkrijgen welliswaar een aandeel van de markt met de daarbij behorende good will, maar daar staat tegenover dat zij bij de overname zullen worden geconfronteerd met de hogere loonkosten en andere arbeidsvoorwaarden van het over te nemen gemeentelijk personeel. Bovendien zullen de overnemende partijen een deel van het risico van een in de aanloopfase te verwachten te lage produktiviteit van het overgenomen bedrijf door een tegemoetkoming van de gemeente gedekt willen zien. Bij een reguliere overname van een onderneming spelen naast de waarde van de omzet en de boedel Van het over te nemen bedrijf ook de gerealiseerde en de te verwachte winst en het rendement op het eigen vermogen een rol bij het bepalen van de waarde en de good-will van het bedrijf. Omdat Stadsbeheer geen winst maakt en er dus ook geen sprake is van een rendement is al met al de verwachting gerechtvaardigd dat de gemeente aan verkoop van onderdelen van Stadsbeheer geen indrukwekkende bedragen zal over houden. Bij de beschreven ontwikkeling in deeltrajecten zullen door de gemeente op zijn vroegst vanaf '98 marktconforme tarieven betaald moeten worden, aangezien dan pas de effecten van effïciency-verbetering als een resultaat van uitbesteding, afstoting en het aangaan van samenwerkingsverbanden merkbaar kunnen zijn. Het betalen van markttarieven houdt ook bij deze variant in dat in principe ook BTW zal moeten worden betaald. Omdat de gemeente bij dit scenario invloed heeft op de vormen van samenwerking of verzelfstandi ging, kunnen organisatievormen worden gekozen waarbij geen sprake behoeft te zijn van het betalen van BTW. In die situaties kan in overleg met de fiscus geopteerd worden voor toepassing van het beginsel van de "verlengstukgedachte" dat bepaalt dat het verzelf standigde privaatrechtelijke lichaam te vereenzelvigen is met de moedergemeente(n). Belangrijke voorwaarden zijn daarbij dat het dan gaat om een bij wet opgedragen taak en dat de gemeente(n) alle aandelen van het verzelfstandigde bedrijf in handen hebben. De inzameling van hu'shoudelijk afval kan dan in ieder geval onder dit beginsel vallen. Met betrekking tot de andere taken kan en moet daar nog niet op worden gerekend. Voordat van de beschreven ontwikkeling in deeltrajecten sprake kan zijn zullen de verschillende onderdelen van Stadsbeheer zich moeten ontwikkelen tot doelmatig functio nerende bedrijfsonderdelen die een aanvaardbare prijs-prestatieverhouding bieden en een 31 redelijke omvang aan inkomsten uit het werken voor derden genereren. Dan pas zullen zij een betere potentiële partner zijn voor anderen om mee samen te werken, of kan te zijner tijd een externe verzelfstandiging volgen. Om de nodige effïciency-verbetering te bereiken zullen maatregelen moeten worden getroffen om bij Stadsbeheer de achterstanden in de parate kennis en de toegepaste technologie weg te werken en het management te verster ken. Tn het eerste hoofdstuk zijn naast de door de raad vastgestelde uitgangspunten en randvoorwaarden nog andere toetsingscriteria genoemd. In het volgende schema is een is beschreven hoe de twee scenario's zich verhouden tot de overige bestuurlijke criteria: Uit de vergelijking blijkt het volgende. Een kleinere ambtelijke organisatie kan bij een doortastend gericht afbouwen van Stadsbeheer sneller worden bereikt dan bij het op planmatige wijze zoeken van strategische partners of samenwerkingsverbanden. Voor waarde is voor beide varianten wel dat een duidelijk beeld ontstaat van de gemeentelijke kerntaken. Bij de gerichte afbouw zullen zo spoedig mogelijk zaken moeten worden gedaan met kandidaat-overnemende partijen. De bedrijfsvoering zal in de periode vanaf de bestuurlijke besluitvorming tot aan het tot stand komen van een ovemametransactie als gevolg van te verwachten grote onvrede en onrust in de organisatie, alleen met veel kunst- en vliegwerk overeind blijven. Uiteindelijk zal bij de keuze van de meest wenselij ke variant ook de vraag nog een rol spelen of Leeuwarden bij eventuele bestuurlijke vernieuwingen of veranderingen in het algemeen beter af is mèt of zonder uitvoerende diensten waar het gemeentebestuur een belang bij en invloed op heeft. Het kan immers zo zijn dat het gemeentebestuur van mening is dat juist het niet hebben van enige directe betrokkenheid bij uitvoerende organisatie er voor kan zorgen dat Leeuwarden de handen 32 Criterium: "Gericht afbouwen" "Ontwikkelen in deettriuecten" Verkleinen van het ambtelijk apparaat: Kern-organisatie kan binnen 3 jaar worden bereikt. De termijn waarop de kern-orga nisatie wordt bereikt bedraagt tenminste 3 jaar. Optreden van sociale onrust: Binnen het gemeentelijk apparaat zeer groot. Imago naar buiten negatief beïnvloed. Niet anders dan bij andere orga nisatieveranderingen die uit een natuurlijk ontwikkelingstraject voortvloeien. Lokale werkgelegenheid: Niet anders dan in contracten te beïnvloeden. In beperkte mate in afspraken te beïnvloeden. Effecten op resterende gemeente lijke organisatie: Schoksgewijs/moeilijker voorspel en beheersbaar. Kan meegroeien met geleidelijke ontwikkeling Het imago van de gemeente Leeuwarden: Risico van verslechtering als werkgever Kans op verbetering a.g.v. posi tieve aanpak. Gebruiksmogelijkheden bij be stuurlijke veranderingen/ interge meentelijke samenwerking: Leeuwarden kan minder diensten aanbieden, maar zou weieens moeten afnemen van andere ge meenten. Het voorgestelde scenario biedt gelegenheid om samenwerkingen met gemeenten te bevorderen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 23