Blad 60
minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 11a:3
1 Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloos
heidswet is van overeenkomstige toepassing op het
recht op suppletie.
2 Onverminderd het eerste lid, omvat passende arbeid in
de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing van
de suppletie mede gangbare arbeid. Hierbij wordt on
der gangbare arbeid verstaan: alle algemeen geaccep
teerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten
en bekwaamheden in staat is.
Artikel 11a:4
Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zo
lang:
a betrokkene een WAO-conforme uitkering ontvangt, bere
kend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80%
of meer;
b betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij
recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als be
doeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement van de
Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikel 11a:5
Het recht op suppletie eindigt:
a na ommekomst van de duur van de suppletie;
b met ingang van de dag volgende op die waarop de be
trokkene is overleden;
c met ingang van de eerste dag van de maand waarin de
betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Suppletie
Artikel 11a:6
1 De suppletie bedraagt een percentage van de bereke
ningsgrondslag van de suppletie.
2 De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt tel
kens aangepast aan de voor de sector Gemeenten gel
dende algemene bezoldigingswijziging.
3 Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt:
a gedurende de eerste drieëndertig maanden 80% en
b gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden
70%
Artikel 11a:7
1 In afwijking van artikel 11a:6, derde lid, wordt, in
dien het in artikel 11a: 2 bedoelde ontslag is ver
leend op een latere datum dan het moment waarop de
ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking
wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd,
de in artikel lla:6, derde lid, genoemde periode ver
Blad 61
minderd met de periode die gelegen is tussen de ont
slagdatum en het moment waarop genoemde ongeschikt
heid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze ver
mindering vindt plaats, te beginnen met de periode
gedurende welke de betrokkene recht heeft op 8 0% van
de berekeningsgrondslag van de suppletie.
2 Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde
periode van 24 maanden worden perioden van ziekte
samengesteld indien die elkaar met een onderbreking
van minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 11a:8
1 Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht
bestaat op suppletie, ter zake van de dienstbetrek
king waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een
werkloosheidsuitkering danwel een arbeidsonge
schiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van
genoemde uitkering of uitkeringen in mindering ge
bracht op het bedrag van de suppletie. Indien de be
doelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienst
betrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op
een WAO-conforme uitkering, wordt die uitkering voor
de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan
de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op
suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk
genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende
dienstbetrekkingen
2 Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsonge
schiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan
een dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen op een
datum, gelegen vóór de datum van ontslag uit de
dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op sup
pletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatst
genoemde datum, wordt, in geval van een verhoging van
de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het
bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering ver
hoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging
van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering
gebracht op het bedrag van de suppletieIndien de
bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer
dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft
op een WAO-conforme uitkering, wordt die uitkering
voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend
aan de in die volzin eerstgenoemde dienstbetrekking,
naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit
hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.
3 Indien de toerekeningswijzebedoeld in het tweede
lid, in een individueel geval naar het oordeel van
het bestuursorgaan leidt tot een kennelijk onrede
lijke uitkomst voor de betrokkene, kan het be
stuursorgaan ten gunste van die betrokkene tot een
wijze van toerekenen besluiten die met de strekking