Blad 4
Uitstroompremie
Artikel 4
1. De uitkeringsgerechtigde, die niet onmiddellijk
bemiddelbaar is en die een dienstbetrekking in voltijd
aanvaardt waarvan de inkomsten meer bedragen dan de
toepasselijke bijstandsnorm of grondslag, kan een premie
worden toegekend.
2. De nettopremie bedraagt ten hoogste het bedrag, als
bedoeld in artikel 43, tweede lid, onder i, van de
Algemene bijstandswet.
3De premie kan pas worden verleend nadat de gewezen
uitkeringsgerechtigde over tenminste twee maanden geen
beroep heeft gedaan op uitkering.
4De premie wordt ten hoogste één keer in een periode van
12 maanden verleend.
Scholingspremie
Artikel 5
De uitkeringsgerechtigde, die niet onmiddellijk
bemiddelbaar is en die met goed gevolg een opleiding
heeft voltooid die noodzakelijk wordt geacht voor de
inschakeling in de arbeid, kan een premie worden
toegekend.
De nettopremie bedraagt ten hoogste het bedrag als
bedoeld in artikel 43, lid 2, aanhef en onder h, van de
Algemene bijstandswet.
Activiteitenpremie
Artikel 6
De uitkeringsgerechtigde, die niet onmiddellijk
bemiddelbaar is kan een premie worden toegekend voor het
verrichten van onbetaalde werkzaamheden.
Tot de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden worden
gerekend
a. de werkzaamheden die worden verricht met het doel om
werkervaring te verwerven en die als zodanig deel
uitmaken van een plan van toeleiding naar de ar
beidsmarkt
b. werkzaamheden die worden verricht met het oog op het
bevorderen van het maatschappelijk functioneren van
de uitkeringsgerechtigde en overigens als
maatschappelijk nuttig kunnen worden aangemerkt.
De premie wordt verleend nadat is vastgesteld dat de
onbetaalde werkzaamheden met behoud van uitkering kunnen
worden gedaan.
Blad 5
4. De premie bedraagt ten hoogste f 1.000,- en is eenmalig.
5. De premie wordt verstrekt op een zodanig tijdstip, waarop
is gebleken van de bestendigheid van de activiteiten.
Overige premie
Artikel 7
1Als naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders het
verlenen van premie een effectieve bijdrage levert aan de
bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening van
de uitkeringsgerechtigde en deze zelf ook blijk geeft
inspanningen die verder gaan dan redelijkerwijs kan
worden verwacht, kan een premie worden verleend.
2. De premie bedraagt ten hoogste de in artikel 43, lid 2,
aanhef en onder h en i vermelde bedragen.
Overgangsbepaling
Artikel 8
1. De uitkeringsgerechtigde, die aanspraak op premie
ontleent aan de gemeentelijke overgangsregeling, zoals
vastgesteld door Burgemeester en Wethouders in de
vergadering van 6 december 1994, wordt premie verleend
tot uiterlijk 1 oktober 1996, indien en voor zolang hij
voldoet aan de voorwaarden van die regeling.
2De uitkeringsgerechtigde die als alleenstaande ouder met
zorgverantwoordelijkheid voor kinderen jonger dan 12
jaren op 31 december 1995 premie ontvangt op grond van de
regeling, zoals vastgesteld door Burgemeester en
Wethouders in de vergadering van 6 december 1994, wordt
voor de toepassing van deze verordening geacht premie te
hebben ontvangen op voet van artikel 2 en heeft aanspraak
op voortzetting van de premie, voor zolang hij aan het
bepaalde in deze verordening voldoet, onverminderd het
bepaalde in het volgende lid.
3. In afwijking van het tweede lid heeft de
uitkeringsgerechtigde, die op 31 december 1995 de
zorgverantwoordelijkheid heeft voor een kind ouder dan 5
jaar maar jonger dan 12 jaar aanspraak op voortzetting
van de premie tot zes maanden nadat het onderzoek als
bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Invoeringswet
herinrichting Algemene Bijstandswet heeft plaatsgevonden,
maar ten minste tot 1 januari 1997. De premie wordt in
alle gevallen beëindigd op de dag waarop het kind de
leeftijd van 12 jaar bereikt.