Blad 8 Gelet op het feit dat de periode van onderzoek zeer beperkt was, is de enquête eenvoudig van opzet geweest. Mede in verband hiermee brengen wij u, alvorens in te gaan op het resultaat van bovengenoemd onderzoek, een aantal zaken uit eerder gedane onderzoeken onder de aandacht 7. Aandachtspunten uit eerder gedane onderzoeken. Uit het (deelonderzoek gebruikers WVG-voorzieningen" dat wij in oktober 1994 hebben uitgevoerd, en dat voor u ter inzage is gelegd, blijkt o.a. het volgende. De overwegingen die voor de meerderheid van de gehandicapten die onder de overgangsregeling hebben gekozen voor een (lagere) financiële vergoeding, hebben betrekking op de voordelen die men ziet in de financiële vergoeding en anderzijds op de nadelen die men verwacht van deelname aan het collectief vervoer Als voordelen van de (lagere) financiële vergoeding zijn des tijds genoemd: grotere individuele vrijheid, groter gemak, meer kilometers, geen wachttijd en bij handicap aangepast vervoer. Als te verwachten nadelen van het collectief systeem werden genoemd: wachttijden, beperkt bereik, minder flexibel (tot 23.00 uur)idee dat met een bus moet worden gereisd, stigmati sering. Uit het bovengenoemd onderzoek blijkt tevens dat gehandicapten, vallend onder de overgangsregeling, die wel hebben gekozen voor het collectief vervoer, de keuze daartoe hebben laten bepalen met het oog op de verkeersdrukte, omdat niet een ieder een auto tot zijn beschikking heeft en het collectief vervoer meer mogelijkheden heeft qua leefkilometers Uit de in het voorjaar 1995 gehouden enquête in de Regio Noord blijkt nog dat de gehandicapten die op grond van de overgangs regeling hebben gekozen voor een financiële vergoeding, deze ook na 1 januari graag wil behouden. Volgens deze enquête blijkt ook dat de gehandicapte, indien men een eigen auto beschikbaar heeft, met een financiële vergoeding beter uit is dan met het collectief vervoer. 8. Resultaat van de enquête november 1995. Zoals gemeld zijn er 1362 vragenlijsten verzonden. Het betreft hier de voor vervoer geïndiceerde gehandicapten. De (zeer beperkte) categorie gehandicapten waarvoor op medische indica tie een individuele voorziening is verstrekt (zie ook 2.1.) is niet aangeschreven. Uit vorige onderzoeken is namelijk gebleken dat een bedoelde vragenlijst voor deze categorie als zeer kwetsend kan worden ervaren; deze personen hebben immers door hun handicap geen mogelijkheid tot een keuze. 8.1. Respons en leeftijdsopbouw van geënquêteerden De respons bedroeg 62%. Van de geretourneerde enquêtes was 99% bruikbaar. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat na de Blad 9 opstelling van het onderzoeksresultaat, nog circa 155 ingevulde formulieren zijn ontvangen (11%) De onderzoekers hebben aangegeven dat de nagekomen formulieren niet van invloed zijn op het onderzoeksresultaat. Aangezien het van belang kan zijn om te weten of de vervoersbe hoefte verschilt per leeftijdscategorie, is dit tevens in het onderzoek nagegaan. Hieruit bleek dat 3% van de respondenten behoort tot de catego rie "jongeren" (18 t/m 27 jaar), 12% tot de "midden"categorie (28 t/m 54 jaar) en 84% tot de ouderen (55 jaar en ouder) 8.2. Resultaat van het onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat indien per 1 januari 1996 de keuze aan de gehele doelgroep wordt geboden tussen deelname aan het collectief vervoer en een financiële bijdrage, 40% kiest voor het collectief vervoer en 53% voor een financiële bijdrage (7% van de respondenten heeft de vraag niet ingevuld) Uit het onderzoek blijkt dat respondenten die onder de over gangsregeling vallen een uitgesproken voorkeur hebben voor een financiële bijdrage (90%) Respondenten die na 1 april 1994 een vervoersvoorziening hebben aangevraagd, hebben een duidelijke voorkeur voor het collectief vervoer (85%) Volgens de onderzoekers blijkt hieruit een gewenningseffect (wat men heeft is goed; wat men niet heeft is onbekend, is onzeker en is aldus niet gewenst) Tevens blijkt uit het onderzoek een duidelijke relatie tussen de leeftijd en de voorkeur voor collectief vervoer of een financiële vergoeding. Ouderen (65 jaar en ouder) hebben een zekere voorkeur voor collectief vervoer (54%) Onder de "midden"categorie (28 t/m 64 jaar) bestaat een zeer grote voorkeur voor een financiële vergoeding (83%) Onder de jongeren is een grote minderheid voor het collectief vervoer (42%) In dit kader brengen wij nog onder uw aandacht dat voor 77% van de respondenten die kiezen voor een financiële vergoeding een bedrag tussen f 1.250,= en f 1.500,= het minimum is. Voor de overige resultaten van het onderzoek verwijzen wij u naar de voor u ter inzage gelegde stukken. 8.3. Platform WVG-qebruikers Zoals gesteld hebben wij de vragen uit het onderzoek besproken met het platform voor WVG-gebruikers In dit overleg heeft het Platform aangegeven een grote voorkeur te hebben voor een keuzemogelijkheid per 1996. Voorts heeft het platform aangegeven dat het huidige collectief vervoerssysteem voor verbetering vatbaar is (zie ook 3 en 3.1.) 9Conclusies uit het onderzoek ten opzichte van de beleidskeu ze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 296