opdracht. Achteraf bezien heeft de samenstelling en de werkwijze van de stuurgroep bijgedragen tot verminderde slagkracht. Datzelfde geldt voor het eerder in de discussie aan de orde gestelde nota van de heer Snijder (d.d. 8 maart 1994 en ingebracht in de stuurgroep vergadering van 24 maart 1994), waaruit naar onze beoordeling blijkt dat de eerder gestelde over schrijding van circa 2 miljoen gulden niet meer kan worden opgevangen binnen de constructie van het meer en minder werk, maar dan door een extra dekking aan te geven. Overigens, het verslag van deze stuurgroepvergadering is niet aan het college voorgelegd, waarmee het betreffende stuk van 8 maart geen aandacht van het college kon krijgen. Nadat wethouder Vlietstra vrij snel na haar aan treden als portefeuillehouder Middelen, hoort dat er nog geen eindoverzicht is, maant zij de pro jectleider in de hoop en verwachting dat die eind afrekening snel beschikbaar is. Maar hoe langer het duurt hoe pijnlijker het wordt om, mede gezien in het licht van de geschetste bestuurscultuur, de raad slechts te kunnen informeren met de medede ling dat er een budgetoverschrijding is: 'de raad moet toch zo volledig mogelijk geïnformeerd wor den' De prioriteitenklem wordt nog eens versterkt omdat niet alleen de eindafrekening van de heer Snijder nodig is, maar die afrekening moet ook nog parallel lopen met de gemeentelijke begrotings onderdelen. Om die parallelliteit te kunnen maken is ambtelijke inzet nodig, inzet die ook nodig is om de begroting af te ronden. De begroting krijgt hogere prioriteit en dus wordt de parallelliteit pas na de zomervakantie afgerond. Maar dit is slechts verklaring. Nu op 21 juni via de eindafre kening van de projectmanager duidelijk is dat er een begrotingsoverschrijding is, hoewel het colle ge in materiële zin nog geen inzicht had in de hoogte van de overschrijding, er dus voor het college formeel een tweede, niet meer binnen het projectkrediet te dekken overschrijding was, had de raad zeker geïnformeerd moeten worden. Afgezet tegen de bestuurscultuur die wij nu willen gaan voeren, kan dit niet-informeren als een 'ernstige bestuurlijke misser' gekwalificeerd worden. Overige ant- Hierna zullen wij, zij het beknopter, ingaan op de woorden andere vragen die open zijn blijven staan. De nota Organisatie Grote Bouwkundige Projecten 4 OGBPis en kon niet betrokken worden bij het op en vaststellen van het plan van aanpak voor het stadskantoor. De nota dateert januari 1992. Het plan van aanpak is van januari 1990. Bij de vaststelling op 21 januari 1992 van de nota OGBP, een nota die toen primair gemaakt was voor het project Harmonie, heeft het college een aan vullende opdracht gegeven aan de DS&M om te advi seren over de wijze van aanbesteding. Pas toen dit advies binnen was kon de januari-nota na de zomer vakantie aangepast en op 5 oktober 1992 vastge steld worden. Bij die besluitvorming werden de in de nota opgenomen taken en bevoegdheden van de projectcoördinator en de stuurgroep ook van toe passing verklaard op het project Stadskantoor. Dat is, voor zover mogelijk, ook gebeurd. Maar de bouw liep toen reeds en dus, zo blijkt, heeft de nota OGBP slechts in beperkte mate het proces van het stadskantoor kunnen bijsturen. In het licht van het onderzoeksrapport hebben wij overigens nu wel geconstateerd dat de nota in bijvoorbeeld juri dische zin aangescherpt moet worden. Wij hebben ons beraden op het nemen van juridische stappen met betrekking tot eventuele aan sprakelijkheidsstelling. Wij zijn voorlopig tot de conclusie gekomen dat daar de nodige haken en ogen aan zitten. Reden voor ons om eventuele activitei ten te ontplooien uiteraard na nauw overleg met de raad Met name in het licht van de situatie waarin de bouw van de Harmonie gerealiseerd is, is de bouw- kennis die de heer Snijder heeft, nodig om ade quaat om te kunnen gaan met de arbitrage die voor dit project loopt; het gaat daarbij, zoals u be kend is, om een arbitrage waarbij meerdere miljoe nen op het spel staan. Wij twijfelen niet aan de integriteit van de heer Snijder; om die reden kan hij wat ons betreft zeker aanblijven. Als het al mogelijk is deze kennis over te dragen, is het naar onze inschatting zo dat de inspanning die daarmee gemoeid is, en dus ook het geld dat daarvoor dan uitgetrokken moet worden, niet op weegt tegen het aanhouden van de heer Snijder als projectmanager van het project Harmonie. Deze overweging heeft mede een rol gespeeld bij onze besluitvorming in juni 1994.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 304