"Bovendien mis ik in dit project een directe band met de 'werkelijke opdrachtgever" in de vorm van de gemeente, zodat er bij hen inzicht ontstaat in het produkt, haar kwaliteit in relatie tot de gestelde c.q. gewenste financiën." Budgethouderschap Anders staat het met het gemandateerde budgethouderschap, waarvan in punt 7 van de taakomschrijving sprake is. Hier worden ogenschijnlijk geen beperkingen opgelegd. Toch is een mandaat in de zin van publiek rechtelijke machtiging om namens een bestuursorgaan -in dit geval B&W- rechtshandelingen, bijvoorbeeld betalingen uit publieke geldmidde len, te verrichten zeer omstreden, voor zover het om een mandaat aan niet ondergeschikten gaat. Vanouds was de gedachte dat een dergelijk mandaat niet zonder wettelijke grondslag mogelijk was. De laatste tijd wordt hier, mede onder invloed van het voorontwerp derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (AWB), wat ruimer over gedacht, maar toch niet zo ruim dat ook een onbeperkt mandaat zonder enige controle van de mandaatgever geoorloofd zou zijn. Hoe dat zij, in ieder geval blijkt uit het reeds aangehaalde verslag van de eerste stuurgroepverga dering dat het mandaat uitsluitend werd gegeven binnen het kader van het door de Raad vastgestelde budget, zodat het zeker niet op de betaling van boven de begroting uitgaande saldi van meer- en minder- werk betrekking had. Budgetbewakingsplan pUnt 11 van de taakomschrijving legt aan de projectmanager onder meer de verplichting op zorg te dragen voor een budgetbewakingsplan. Van het bestaan van een dergelijk plan is de commissie weinig meer gebleken dan dat, op een vraag van de heer v.d. Berg hoe de financiële vinger aan de pols wordt gehouden, door de projectmanager in de vergadering van 29 november 1991 onder punt 21.12 (Rondvraag) wordt geantwoord dat hij hiervoor een systeem heeft ontwikkeld. Hij zal tweemaandelijks aan de stuurgroep verslag uitbrengen over de stand van het budget ten opzichte van de uitgaven. Waarna volgt hetgeen hiervoor is gezegd over beslissingen over belangrijke meer- en minderkosten door de stuurgroep. 3.4 De overeenkomst met de architect Opdracht in fasen De overeenkomst met het architectenbureau E.G.M. te Dordrecht werd op 10 september 1990 schriftelijk aangegaan met als ondertekenaars van gemeentewege de burgemeester, de secretaris en de projectmanager als projectcoördinator. De overeenkomst is als bijlage 7 aan het rapport toegevoegd. Zoals blijkt uit artikel 2 is de opdracht fasegewijs verleend, waarbij voor elke fase (voorlopig ontwerp, definitief ontwerp, bestek, prijsvorming, werkvoorbereiding, uitvoering en oplevering) wordt verwe zen naar de desbetreffende standaardwerkzaamheden, zoals omschre ven in de SR-1988 (Standaardvoorwaarden rechtsverhouding opdracht gever-architect). Behalve een exemplaar van deze standaardvoorwaar den was aan de overeenkomst nog een opgave van honorarium en bijkomende kosten toegevoegd ten bedrage van circa 2 miljoen gulden exclusief btw, welk bedrag later in verband met extra werk met bijna de helft werd verhoogd. Enkele bepalingen uit deze overeenkomst zijn in verband met de later optredende begrotingsoverschrijdingen reeds nu het vermelden waard. Allereerst wordt in artikel 2 een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de fase-uitvoering. Afzonderlijk zou later worden beslist of deze fase aan EGM ware op te dragen. "Hierbij valt te denken" -aldus het verslag van de stuurgroep van 24 augustus 1990 onder punt 7.2- "aan de begelei ding door een gemeentelijk vertegenwoordiger in plaats van begeleiding door de architect (afstand naar Dordrecht is onpraktisch en kostbaar)". Uiteindelijk is de directievoering toch bij EGM terecht gekomen, waartoe als toezichthouder de in Leeuwarden woonachtige heer Hoitinga tijdelijk bij dit bureau in dienst trad. Dit punt is van belang niet alleen in verband met de later aan de orde komende vraag of het bouwplan bij de aanbe steding voldoende was uitgewerkt, doch ook in verband met de verplich tingen die op de directie rusten wat betreft het administreren van de bouwkundige kosten. Administratie bouw- Volgens artikel 21 van de SR-1988, waarnaar in artikel 2.6 van de over- kosten eenkomst wordt verwezen, behoort tot deze administratie ook: het opstellen van overzichten van de financiële stand van het werk, waarin tevens de financiële stand wordt bijgehouden van: bestekswijzigi ngen meer en minder werk, verwerking van verrekenbare hoeveelheden, bestedingen ten laste van stelposten. In hetzelfde artikel wordt de toezichthoudende directie ook nog verplicht tot het opstellen of doen opstellen en controleren van weekrapporten waarin volgens de UAV ook het meer en minder werk wordt bijgehou den. Een laatste van toepassing zijnd artikel uit de SR-1988, dat hier aandacht verdiend, is artikel 57 betreffende de aansprakelijkheid van de architect voor overschrijding van de bouwkosten. Dit artikel houdt verband met de in het algemeen op hem rustende plicht om een ontwerp te maken dat aan drie eisen voldoet: 1. technisch deugdelijk (en dus ook voldoende uitgewerkt) 2. juridisch uitvoerbaar 3. financieel haalbaar Op dit laatste vereiste heeft artikel 57 betrekking, waarvan het eerste lid luidt: Indien het ontwerp van de architect niet blijkt te kunnen worden uitgevoerd voor ten naaste bij de tussen partijen schriftelijk overeengekomen bouwkosten en dit de architect kan worden verweten, is de architect slechts gehouden zijn ontwerp te her zien zonder herberekening van extra honorarium of kosten. Kostenraming In dit verband is ook nog van belang dat, blijkens de eerste bespreking met architecten op 3 april 1990, als indicatie voor het beperkte budget werd uitgegaan van f 1800,- per vierkante meter bruto vloeroppervlak, inclusief btw. In de raadsvergadering van 27 mei 1991, waar besloten werd accoord te gaan met de bouw van een stadskantoor, bleek dit bedrag inmiddels te zijn gestegen tot f 2200,- all-in. De in de toenmalige kostenraming genoemde bedragen werden volgens de aan de raad van 13 januari 1992 voorgelegde stukken gezien als "taakstellende bedragen bij het verder uitwerken van de bouwplannen". Dat wel degelijk van een taakstelling sprake was, blijkt ook uit de op blz. 6 vermelde opdracht van 11 juni 1991 aan de architect voor de fasen Bestek en Prijsvorming, waarin uitdrukkelijk een koppeling werd gelegd tussen de begroting voor deze fasen en het beschikbare budget. Niettemin werd bij de aanbeste ding van oktober 1991 aan deze taakstelling niet voldaan. Het bleek nodig te zijn in plaats van een bouwsom van f 34.100.000,- uit te gaan van een bouwsom van f 37.779.000,-. Aanspraken ijkheid overschrijding bouw kosten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1995 | | pagina 319